Get-functies
Ophaalfuncties controleren op fouten in scripts of leggen informatie over de bestandsstatus of uitgevoerde acties vast.
Heel wat Get-functies leveren informatie op die regelmatig wijzigt. Wanneer bijvoorbeeld de functie Get (HuidigeTijd) in een opgeslagen berekeningveld is geplaatst, wordt de tijd pas bijgewerkt wanneer een nieuwe record wordt gemaakt. Als de berekening nog andere velden bevat, maar de berekening geeft nog steeds de huidige tijd als resultaat, wordt het resultaat van de opgeslagen berekening pas bijgewerkt wanneer die andere velden in de huidige record worden gewijzigd. Als een van deze berekeningen niet-opgeslagen zijn, wordt de tijd bijgewerkt als dat nodig is. Een berekeningveld niet-opgeslagen maken, is niet altijd bevorderlijk voor de algemene prestaties. Get-functies gebruikt u het best in een script waarin de statusinformatie van een Get-functie up-to-date is op het ogenblik dat de berekening wordt uitgevoerd.
Deze functie |
Geeft dit als resultaat |
Geeft als resultaat een lijst met trefwoorden op basis van de account die is gebruikt om het bestand te openen. Voor de ingeschakelde uitgebreide privileges. |
|
Geeft als resultaat de groepsnaam van het huidig account. |
|
Geeft als resultaat de geverifieerde accountnaam die door de huidige gebruiker van het bestand wordt gebruikt. |
|
Geeft als resultaat de naam van de privilegeset die wordt gebruikt door de account waarmee het bestand is geopend. |
|
Geeft als resultaat het verificatietype van het huidig account. |
|
Geeft als resultaat de inhoud van het veld dat de focus heeft. |
|
Geeft als resultaat de naam van het veld dat de focus heeft. |
|
Geeft als resultaat de naam van de tabelvermelding met het actieve veld. |
|
Geeft als resultaat de naam van het lay-outobject dat de focus in het huidige venster van de berekening heeft. |
|
Geeft als resultaat het aantal combinatietoetsen die worden ingedrukt. |
|
Geeft als resultaat een nummer dat de actieve portaalrij voorstelt. |
|
Geeft als resultaat een nummer dat de actieve record in de huidige gevonden reeks voorstelt. |
|
Geeft als resultaat een getal dat de herhaling voorstelt die de focus in een herhalend veld heeft. |
|
Geeft als resultaat een getal dat aangeeft hoeveel tekens er zijn geselecteerd. |
|
Geeft als resultaat een getal dat het beginteken van de geselecteerde tekst aangeeft. |
|
Geeft als resultaat 1 (waar) als de scriptstap 'Onderbreken door gebruiker toestaan' is ingeschakeld; in het andere geval is het resultaat 0 (onwaar). |
|
Geeft als resultaat 1 (waar) als de opmaakbalk zichtbaar mag zijn; in het andere geval is het resultaat 0 (onwaar). |
|
Geeft als resultaat de huidige programma-architectuur. |
|
Geeft als resultaat tekst die de huidige programmataal aangeeft. |
|
Geeft als resultaat de productnaam en -versie van de FileMaker-client. |
|
Geeft als resultaat een getal dat de herhaling van het berekeningveld voorstelt dat wordt berekend. |
|
Geeft als resultaat de naam van de host van het huidige bestand en de certificeringsinstantie die het SSL-certificaat heeft uitgevaardigd om de verbinding te beveiligen. |
|
Geeft als resultaat een getal dat de beveiligingsstatus van de netwerkverbinding voor het huidige bestand aangeeft. |
|
Geeft als resultaat de huidige datum volgens de systeemkalender. |
|
Geeft als resultaat een lijst met trefwoorden op basis van de account die is gebruikt om deze berekening te evalueren. Voor de ingeschakelde uitgebreide privileges. |
|
Geeft als resultaat de huidige datum en tijd van de host (tot op de seconde) volgens de systeemklok. |
|
Geeft als resultaat de naam van de privilegeset die wordt gebruikt om deze berekening in het bestand te evalueren. |
|
Geeft als resultaat de huidige tijd (tot op de seconde) volgens de systeemklok. |
|
Geeft als resultaat de huidige datum en tijd (tot op de seconde) volgens de systeemklok. |
|
Geeft als resultaat de huidige tijd in Coordinated Universal Time (UTC) tot op de milliseconde. |
|
Geeft als resultaat de naam van de actieve eigen menureeks. |
|
Geeft als resultaat het pad naar de bureaubladmap voor de huidige gebruiker. |
|
Geeft als resultaat een getal dat het type computer of mobiele apparaat voorstelt waarop het FileMaker-product wordt uitgevoerd. |
|
Geeft als resultaat het pad naar de map Documenten voor de huidige gebruiker. |
|
Geeft als resultaat een lijst met alle bestanden en mappen in de map Documenten die als resultaat is gegeven door de functie Get (Documentpad). |
|
Geeft als resultaat een waarde die de huidige coderingsstatus van het bestand voorstelt. |
|
Geeft als resultaat 1 (waar) als de scriptstap 'Foutafvanging instellen' is ingeschakeld; in het andere geval is het resultaat 0 (onwaar). |
|
Get (ElementenBestandslandinstelling) | Geeft als resultaat een JSON-object met informatie over de landinstelling van het huidige bestand. |
Geeft als resultaat het pad naar de map van de kopie van een FileMaker-product die momenteel wordt uitgevoerd. |
|
Geeft als resultaat de naam van het huidige actieve bestand, zonder de bestandsextensie. |
|
Geeft als resultaat het volledige pad naar de locatie van het huidige actieve bestand. |
|
Geeft als resultaat de grootte (in bytes) van het huidige actieve bestand. |
|
Geeft als resultaat het aantal records in de huidige gevonden reeks. |
|
Geeft als resultaat 1 (waar) als hoog contrast beschikbaar en actief is; in het andere geval is het resultaat 0 (onwaar). |
|
Geeft als resultaat de productnaam en -versie van de FileMaker-host. |
|
Geeft als resultaat het IP-adres van de hostcomputer voor het huidige bestand. |
|
Geeft de naam van de huidige host. |
|
Geeft als resultaat de naam, het versienummer en de ingeschakelde status van geïnstalleerde plug-ins. |
|
Get (GeïnstalleerdeFMPluginsAlsJSON) | Geeft als resultaat een JSON-object met de kenmerken van geïnstalleerde plug-ins. |
Geeft als resultaat een getal voor de fout die zich voordeed tijdens de uitvoering van de laatst uitgevoerde scriptstap. |
|
Geeft als resultaat tekst over fouten die door Get (LaatsteFout) als resultaat worden gegeven. |
|
Geeft als resultaat de scriptnaam, stapnaam en regelnummers van fouten die door Get (LaatsteFout) als resultaat worden gegeven. |
|
Geeft als resultaat een getal dat overeenkomt met de knop waarop is geklikt in een waarschuwingsbericht dat door de scriptstap 'Aangepast dialoogvenster tonen' is weergegeven. |
|
Geeft als resultaat een getal op basis van de toegangsprivileges voor records die beschikbaar zijn via de huidige lay-out. |
|
Geeft als resultaat het totale aantal lay-outs in het bestand. |
|
Geeft als resultaat de naam van de lay-out die momenteel wordt weergegeven. |
|
Geeft als resultaat het nummer van de lay-out (opgegeven in het dialoogvenster Lay-outs beheren) die momenteel wordt weergegeven. |
|
Geeft als resultaat de naam van de tabelvermelding die de records in de huidige lay-out weergeeft. |
|
Geeft als resultaat een getal dat de huidige actieve weergave van bestanden voorstelt. |
|
|
|
Geeft als resultaat een lijst met velden die zijn gewijzigd in de huidige record van de huidige tabel. |
|
Geeft als resultaat een getal dat het niveau van het samengebruik voorstelt voor het bestand via FileMaker netwerk. |
|
Geeft als resultaat het netwerkprotocol (TCP/IP) dat door een FileMaker-client op deze computer wordt gebruikt. |
|
Geeft in FileMaker Go als resultaat een getal dat het type netwerk voorstelt dat wordt gebruikt voor toegang tot het huidige bestand. |
|
Geeft als resultaat het bestands-ID en -pad van elk geopend gegevensbestand. |
|
Geeft tijdens het afdrukken een getal als resultaat dat staat voor het totale aantal pagina's in de huidige afdruktaak. |
|
Geeft als resultaat een getal dat het huidige pagina voorstelt die wordt afgedrukt of als schermafdruk wordt weergegeven. |
|
Geeft als resultaat tekst die een unieke ID aangeeft van de computer of het apparaat waarop een FileMaker-client wordt uitgevoerd. |
|
Geeft als resultaat het pad naar de map met de voorkeuren en standaardopties voor de huidige gebruiker. |
|
Geeft als resultaat tekst die de naam van de standaardprinter identificeert. |
|
Geeft als resultaat de tekst die wordt bewaard in het vak Snel zoeken. |
|
Geeft als resultaat een nummer dat de toegangsprivileges van de huidige record voorstelt. Toegewezen vanuit het dialoogvenster 'Privileges voor eigen record'. |
|
Geeft als resultaat de unieke ID van de huidige record. |
|
Geeft als resultaat het totale aantal keren dat er wijzigingen zijn aangebracht aan de huidige record. |
|
Geeft als resultaat een nummer dat de positie van een record in de huidige gevonden reeks voorstelt. |
|
Geeft als resultaat het totale aantal open records in de huidige gevonden reeks die nog niet zijn opgeslagen. |
|
Geeft als resultaat een getal dat de status van de huidige record voorstelt. |
|
Geeft als resultaat gebeurtenissen die het opgegeven script in de scriptstap ‘Regiobewakingsscript configureren’ hebben geactiveerd. |
|
Geeft als resultaat het totale aantal zoekopdrachten dat voor de huidige tabel is gedefinieerd. |
|
Geeft als resultaat 1 (waar) als 'Weglaten' is geselecteerd in de huidige zoekopdracht; in het andere geval is het resultaat 0 (onwaar). |
|
Geeft als resultaat het aantal bits dat nodig is om de kleur of grijstint van een pixel op het beeldscherm weer te geven. |
|
Geeft als resultaat de hoogte van het scherm, in punten, waarin het venster van het actieve bestand is geopend. |
|
Geeft als resultaat de schaalfactor van het scherm waarin het huidige bestand is geopend. |
|
Geeft als resultaat de breedte van het scherm, in punten, waarin het venster van het actieve bestand is geopend. |
|
Geeft als resultaat 1 (waar) als animaties zijn ingeschakeld voor het huidige script; in het andere geval is het resultaat 0 (onwaar). |
|
Geeft als resultaat de naam van het script dat momenteel wordt uitgevoerd of is gepauzeerd. |
|
Geeft als resultaat de scriptparameter die aan het huidige script is doorgegeven. |
|
Geeft als resultaat het scriptresultaat van een uitgevoerd subscript. |
|
Geeft de waarde die is ingesteld door de scriptstap Sessie-ID instellen als resultaat. |
|
Geeft als resultaat een waarde die de huidige sorteerstatus aangeeft. |
|
Geeft als resultaat een getal dat de huidige status van de statusbalk voorstelt. |
|
Geeft als resultaat de naam van het uiterlijk van het besturingssysteem. |
|
Geeft als resultaat de stationsletter (Windows) of de volumenaam (macOS) waarop het actieve besturingssysteem zich bevindt. |
|
Geeft als resultaat een lijst met de IP-adressen van alle computers die zijn aangesloten op een actieve NIC-kaart (Network Interface Controller). |
|
Geeft als resultaat de actieve taalset van het huidige systeem. |
|
Get (ElementenSysteemlandinstelling) | Geeft als resultaat een JSON-object met informatie over de landinstelling van het clientsysteem. |
Geeft als resultaat de hardwareadressen van alle NIC-kaarten (Network Interface Controller) die zijn aangesloten op de computer. |
|
Geeft als resultaat een getal dat het huidige platform voorstelt. |
|
Geeft als resultaat de versie van het huidige besturingssysteem. |
|
Geeft als resultaat het pad naar de huidige tijdelijke map van FileMaker. |
|
Geeft als resultaat 1 (waar) als de tekstliniaal wordt weergegeven; in het andere geval is het resultaat 0 (onwaar). |
|
Geeft als resultaat het totale aantal records in de huidige tabel. |
|
Geeft als resultaat 1 (waar) als het touchtoetsenbord is ingesteld om automatisch te worden weergegeven wanneer het nodig is; in het andere geval is het resultaat 0 (onwaar). |
|
Geeft als resultaat 1 (waar) als de transactie is geopend; in het andere geval is het resultaat 0 (onwaar). |
|
Geeft als resultaat het indexnummer en de objectnaam van het paneel van waar de scriptactivering BijOverschakelenPaneel wordt geactiveerd. |
|
Geeft In FileMaker Go als resultaat een getal dat de gebeurtenis voorstelt die de scriptactivering BijExterneOpdrachtOntvangen activeerde. |
|
Geeft als resultaat informatie over de beweging die de scriptactivering BijBewegingTikken activeerde. |
|
Geeft als resultaat de tekens die de scriptactivering BijToetsaanslagObject of BijToetsaanslagLay-out activeerde. |
|
Geeft als resultaat de status van de combinatietoetsen wanneer de scriptactivering BijToetsaanslagObject of BijToetsaanslagLay-out werd geactiveerd. |
|
Geeft als resultaat het indexnummer en de objectnaam van het paneel waarnaar de activering BijOverschakelenPaneel wordt geactiveerd. |
|
Geeft als resultaat het aantal clients die zich momenteel in het bestand bevinden. |
|
Geeft als resultaat de naam van de FileMaker-gebruiker, zoals opgegeven op het tabblad Algemeen van het dialoogvenster Voorkeuren. |
|
Geeft als resultaat 1 (waar) als 'Systeeminstellingen gebruiken' in het menu Opmaak is ingeschakeld; in het andere geval is het resultaat 0 (onwaar). |
|
Geeft als resultaat tekst die een UUID (universeel unieke ID) voorstelt. |
|
Geeft als resultaat een nummer dat een grote UUID (universeel unieke ID) voorstelt. |
|
Geeft als resultaat de hoogte, in punten, van het inhoudsgebied van het venster. |
|
Geeft als resultaat de breedte, in punten, van het inhoudsgebied van het venster. |
|
Geeft de hoogte, in punten, van de bureaubladruimte. |
|
Geeft de breedte, in punten, van de bureaubladruimte. |
|
Geeft als resultaat de hoogte, in punten, van het venster waarop het script wordt uitgevoerd. |
|
Geeft als resultaat de horizontale afstand, in punten, tussen de buitenrand van het venster waarop het script wordt uitgevoerd en de linkerrand van het scherm. |
|
Geeft als resultaat een getal dat de modus voorstelt van het FileMaker-product van wanneer de functie is geëvalueerd. |
|
Geeft als resultaat de naam van het venster waarop het script wordt uitgevoerd. |
|
Geeft als resultaat een waarde die de richting voorstelt van het venster waarop het script wordt uitgevoerd. |
|
Geeft als resultaat de stijl van het venster waarop het script wordt uitgevoerd. |
|
Geeft als resultaat de verticale afstand, in punten, tussen de buitenrand van het venster waarop het script wordt uitgevoerd en de bovenrand van het scherm in Windows of de onderrand van de menubalk in macOS. |
|
Geeft als resultaat 1 (waar) als het venster zichtbaar is; het resultaat is 0 (onwaar) als het venster is verborgen via Venster verbergen. |
|
Geeft als resultaat de breedte van het venster, in punten, waarop het script wordt uitgevoerd. |
|
Geeft als resultaat het zoompercentage van het actieve venster. |
Voorbeeld 1
Dit script gebruikt de functie Get (HuidigeDatum)
om in elke record in de gevonden reeks te controleren of een rekening is vervallen. Als een rekening is vervallen, geeft het script een bericht weer en wordt de gebruiker gevraagd op de knop Negeren, Brief sturen, of Mail verzenden te klikken (ingesteld met de scriptstap Aangepast dialoogvenster tonen). Het script legt het antwoord van de gebruiker vast met Get (KeuzeLaatsteBericht)
. Het script voert dan op basis van de reactie van de gebruiker een actie uit: het annuleert de rest van het script en drukt een brief af om de gebruiker op de hoogte te stellen van de achterstallige betaling of verzendt een e-mail naar de gekoppelde account.
Ga naar lay-out ["lay-outnaam"]
Ga naar record/verzoek/pagina [Eerste]
Loop
If [DatabaseNaam::Datum < Get (HuidigeDatum) - 30]
Aangepast dialoogvenster tonen ["30 of meer dagen te laat"]
If [Get (KeuzeLaatsteBericht) = 1]
Script onderbreken
Else If [Get (KeuzeLaatsteBericht) = 2]
Ga naar lay-out ["Betalingsherinnering"]
Afdrukken []
Else
Mail verzenden [Verzenden via e-mailclient; Met dialoogvenster: Uit; Aan: DatabaseNaam::Client; Onderwerp: "Herinnering"; Bericht: "Uw factuur is nog niet betaald."]
End If
End If
Ga naar record/verzoek/pagina [Volgende; Afsluiten na laatste: Aan]
End Loop
Ga naar lay-out [originele lay-out]