FileMaker 18-beveiligingshandleiding: tips voor het configureren van beveiligingsopties
Overzicht van FileMaker-beveiliging
Over deze handleiding
In deze handleiding worden de beveiligingsfuncties beschreven die beschikbaar zijn op het FileMaker-platform, evenals de stappen die u als oplossingsontwikkelaar, serverbeheerder of IT-professional kunt nemen om deze beveiligingsfuncties toe te passen op uw FileMaker-oplossingen.
Afhankelijk van uw beveiligingsvereisten en certificeringsvereisten, moet u mogelijk extra stappen uitvoeren. Het is uw verantwoordelijkheid dat u deze vereisten volledig begrijpt.
Voor de nieuwste beveiligingsupdates van FileMaker gaat u naar FileMaker-beveiligingsupdates in de FileMaker Knowledge Base.
Aantekeningen
- FileMaker Cloud is een service die toegang biedt tot aangepaste apps in de cloud die gebruikmaken van FileMaker Pro Advanced, FileMaker Go en FileMaker WebDirect. FileMaker Cloud maakt gebruik van het geïntegreerde FileMaker ID-aanmeldingssysteem om gebruikers te verifiëren. FileMaker Cloud wordt rechtstreeks aangeboden in FileMaker, Inc.
- FileMaker Cloud for AWS is een service die toegang biedt tot aangepaste apps in de cloud die gebruikmaken van FileMaker Pro Advanced, FileMaker Go en FileMaker WebDirect. FileMaker Cloud for AWS wordt uitgevoerd op de AWS-cloud (Amazon Web Services) en wordt aangeboden via AWS Marketplace.
- Met FileMaker Cloud-producten wordt zowel FileMaker Cloud als FileMaker Cloud for AWS bedoeld.
- Met Admin Console wordt Admin Console voor FileMaker Server, FileMaker Cloud for AWS en FileMaker Cloud bedoeld, tenzij hiermee een specifiek product wordt beschreven. FileMaker Cloud Admin Console verwijst naar Admin Console voor beide FileMaker Cloud-producten, tenzij hiermee een specifiek product wordt beschreven.
- Aangepast app, oplossing, database en bestand zijn termen voor items die u maakt en gebruikt met behulp van FileMaker-producten.
- Voor informatie over FileMaker Cloud-producten raadpleegt u FileMaker Cloud-productdocumentatie in het Productdocumentatiecentrum.
FileMaker-beveiligingsfuncties
Met de functies van het FileMaker-platform kunt u gegevenstoegang, bewerkingen en ontwikkelingen in een FileMaker Pro Advanced-bestand beheren. Belangrijke functies:
- Verificatie met accounts: het FileMaker-platform codeert referenties die in toepassingen zijn opgeslagen, waardoor de referenties beschermd zijn. Gebruikers kunnen ook een verificatie uitvoeren via Active Directory, Open Directory of OAuth-identiteitsproviders. Voor oplossingen die worden gehost in FileMaker Cloud voeren gebruikers de verificatie uit met hun FileMaker ID-accounts.
- Toegangsbeheer met privilegesets: u definieert machtigingen waarmee de toegangsniveaus tot uw oplossing worden gedefinieerd. U kunt zoveel privilegesets definiëren als nodig zijn.
- Codering van gegevens op de schijf en tijdens overdracht: u kunt de gegevens coderen die zijn opgeslagen binnen een oplossing. U kunt ook instellen dat SSL-codering (Secure Socket Layer) is vereist van gegevens tussen FileMaker Server of een FileMaker Cloud-product en FileMaker Pro Advanced, FileMaker Go, FileMaker WebDirect, FileMaker Data API, en ODBC-, JDBC- en OData-clienttoepassingen. Als gegevens nog niet zijn gecodeerd, gebeurt dit automatisch in FileMaker Cloud.
- Bewaking en beheer van servers: met Admin Console (Beheerconsole) kunt u de toegang tot oplossingen bewaken, inactieve gebruikers afmelden en back-ups van uw oplossingen maken. Voor oplossingen die worden gehost in FileMaker Cloud, kunnen FileMaker ID-teambeheerders via de FileMaker Customer Console gebruikers aan het team toevoegen en gebruikersgroepen beheren die toegang tot oplossingen kunnen krijgen.
Het FileMaker-platform gebruikt een universeel beveiligingsmodel waarbij de beveiliging die u voor een bepaalde oplossing instelt van kracht is op alle clients.
Beveiligingsinstellingen die binnen een oplossing zijn gedefinieerd met FileMaker Pro Advanced zijn alleen van toepassing op de informatie en het schema (lay-outs, tabellen, velden, relaties en scripts) die in die oplossing zijn opgeslagen.
Beveiligingsinstellingen die zijn geconfigureerd in FileMaker Server en FileMaker Cloud-producten zijn implementatiespecifiek en zijn van toepassing op alle oplossingen die op die server worden gehost.
Systeemvereisten
Beveiliging voor oplossingsontwikkelaars
Overzicht
Verhoog de beveiliging van de oplossingen die u ontwikkelt in FileMaker Pro Advanced door functies te gebruiken voor het verifiëren van gebruikers, het beperken van toegang tot de oplossing, het coderen van gegevens en het verbeteren van functionaliteiten op veilige manieren.
Gebruikers verifiëren
Verificatie
Voor FileMaker Pro Advanced-oplossingen moeten gebruikers zich verifiëren met een combinatie van een accountnaam en wachtwoord. Elk item voor accounttoegang dat u in FileMaker Pro Advanced maakt, krijgt toegangsrechten op basis van de bijbehorende privilegeset. Zie Privilegesets definiëren.
Maak een uniek item voor accounttoegang voor elke gebruiker of groep. Hiermee kunt u bijhouden wie individuele records maakt of wijzigt of andere acties in uw oplossing uitvoert. U kunt deze informatie bijhouden door instellingen voor automatische veldinvoer of de functie Get(AccountNaam) te gebruiken in berekeningen en scripts. Zie Functies, scripts en scriptactiveringen gebruiken om de beveiliging te verbeteren.
Met FileMaker-oplossingen kunnen accounts intern, met een externe verificatieserver, met een OAuth-identiteitsprovider of, in het geval van een FileMaker Cloud-host, met de FileMaker ID identiteitsprovider worden geverifieerd.
- Met interne verificatie worden de accountnamen en wachtwoorden in de oplossing zelf opgeslagen. Alle beveiliging voor een oplossing wordt geconfigureerd in FileMaker Pro Advanced zonder gebruik van serversoftware, waardoor dit een snellere en eenvoudigere manier is voor het beheren van accounts. Dit wordt een FileMaker-bestandsaccount genoemd. Dergelijke accounts worden door alle hosts ondersteund, met uitzondering van FileMaker Cloud. Zie FileMaker-bestandsaccounts bewerken in de Help van FileMaker Pro Advanced.
- Met externe verificatie (via Open Directory of Active Directory) of met verificatie via een OAuth-identiteitsprovider, worden in FileMaker Pro Advanced alleen gebruikers- en groepsnamen opgeslagen. FileMaker-clients werken samen met een externe server of een OAuth-identiteitsprovider om de accountgegevens van een gebruiker te verifiëren. De oplossing moet worden gehost met FileMaker Server of FileMaker Cloud for AWS en de host moet zodanig worden geconfigureerd dat externe verificatie of individuele OAuth-identiteitsproviders zijn toegestaan. Zie Externe verificatie instellen en Verificatie met een OAuth-identiteitsprovider instellen.
-
Met FileMaker ID-verificatie wordt in FileMaker Pro Advanced voor elke FileMaker ID-gebruiker of -groep waarvoor u een accounttoegangsitem maakt, een naam en een UUID (universele unieke id) opgeslagen. Wanneer ontwikkelaars van oplossingen FileMaker ID-gebruikersnamen (e-mailadressen) of -groepsnamen wijzigen, hoeven ze de FileMaker Pro Advanced-bestanden niet te wijzigen, omdat intern UUID's worden gebruikt om gebruikers en groepen te identificeren.
FileMaker-clients werken samen met de FileMaker ID-identiteitsprovider om de accountgegevens van gebruikers te verifiëren. De oplossing moet worden gehost met FileMaker Cloud. In FileMaker Customer Console moet een FileMaker ID-teambeheerder gebruikers toevoegen aan het team waaraan de host is gekoppeld. Een teambeheerder kan ook groepen met gebruikers maken, dus een ontwikkelaar van oplossingen kan accounttoegang verlenen aan groepen in FileMaker Pro Advanced zonder telkens de oplossing te hoeven bijwerken wanneer gebruikers worden toegevoegd of verwijderd. Zie FileMaker ID-verificatie instellen.
Informatie over de standaardaccounts
Elke oplossing bevat bij aanvang twee FileMaker-accounts: Admin en Gast.
-
De Admin-account biedt toegang tot alles binnen de oplossing. Deze account is standaard toegewezen aan de privilegeset Volledige toegang. Deze account is volledig bewerkbaar. U kunt deze hernoemen, er een wachtwoord aan toewijzen en de account inactief maken. U kunt de Admin-account verwijderen, maar voor het bestand is minimaal een account met de privilegeset Volledige toegang vereist, tenzij u die privilegeset volledig verwijdert.
De Admin-account heeft standaard geen wachtwoord. Wijs een wachtwoord toe wanneer u voor het eerst gaat werken in FileMaker Pro Advanced. Zie Een wachtwoord toewijzen aan de Admin-account.
-
Met de gastaccount kunnen gebruikers een bestand openen zonder accountinformatie op te geven. Aan deze account is standaard de privilegeset Alleen lezen toegewezen, maar u kunt elk privilege toewijzen aan de account.
De gastaccount is oorspronkelijk inactief. U kunt de account Gast niet verwijderen, geen andere naam geven en er geen wachtwoord aan toewijzen.
Een wachtwoord toewijzen aan de Admin-account
Wanneer u een nieuwe oplossing maakt, maakt FileMaker Pro Advanced een Admin-account met de privilegeset Volledige toegang. Deze Admin-account heeft geen wachtwoord.
Wijs aan deze account een wachtwoord toe om onbevoegde toegang tot uw gegevens en het databaseschema te voorkomen.
Zie FileMaker-bestandsaccounts bewerken in de Help van FileMaker Pro Advanced en Sterke wachtwoorden gebruiken.
Gastaccount niet inschakelen
Schakel de gastaccount niet in tenzij dit voor de oplossing noodzakelijk is. Als u de gastaccount inschakelt, wordt het maximumaantal verbindingen mogelijk snel bereikt als veel gebruikers zich in korte tijd aanmelden bij de gastaccount.
Zie FileMaker-bestandsaccounts maken in de Help van FileMaker Pro Advanced.
Accounttoegang maken
Wanneer u een accounttoegangsitem maakt in het dialoogvenster Beveiliging beheren in FileMaker Pro Advanced, kiest u eerst het accounttype en geeft u vervolgens de instellingen op.
-
FileMaker-bestand: geef een accountnaam, wachtwoord en privilegeset op. Wordt ondersteund in lokale bestanden en bestanden die worden gehost door FileMaker Cloud for AWS of FileMaker Server, maar niet door FileMaker Cloud.
U kunt een tijdelijk wachtwoord opgeven en de gebruiker vragen dit te veranderen. Selecteer Wachtwoordwijziging vereisen bij aanmelden in het dialoogvenster Account bewerken.
Wachtwoorden worden opgeslagen met behulp van een eenmalige hash. Dit betekent dat het wachtwoord nooit als gewone tekst wordt opgeslagen. U kunt een wachtwoord opnieuw instellen, maar niet herstellen.
- Externe server: geef een naam voor de groep en privilegeset op. Wordt alleen ondersteund in bestanden die door de FileMaker Server worden gehost. Zie Externe verificatie instellen.
- OAuth-identiteitsprovicer: geef een gebruikersnaam of groepsobject-id en privilegeset op. Wordt alleen ondersteund in bestanden die worden gehost door FileMaker Server of FileMaker Cloud for AWS. Zie Verificatie door OAuth-identiteitsprovider instellen.
- FileMaker ID: geef voor een team een groep of FileMaker ID-gebruikersnaam en een privilegeset op. Wordt alleen ondersteund in bestanden die worden gehost door FileMaker Cloud. Zie FileMaker ID-verificatie instellen.
Zie Accounttoegang maken en bewerken in de Help van FileMaker Pro Advanced en Sterke wachtwoorden gebruiken.
Gebruikers om een wachtwoord vragen
In nieuwe oplossingen wordt niet om accountnamen of wachtwoorden gevraagd, omdat gebruikers standaard automatisch bij de Admin-account worden aangemeld. Als u gebruikers wilt vragen om accountnamen en wachtwoorden voor FileMaker-bestands- en externe serveraccounts in te voeren, schakelt u de optie Aanmelden met in het dialoogvenster Opties voor FileMaker Pro Advanced-bestanden uit. Deze optie wordt genegeerd als oplossingen:
- worden gehost door een FileMaker Cloud-product
- worden gehost door FileMaker Server in de beveiligde databasemap
- verifiëren via een OAuth-identiteitsprovider of FileMaker ID
In oplossingen is het standaard niet toegestaan dat Credential Manager (Windows) en Keychain Access (MacOS en iOS) accountnamen en wachtwoorden voor FileMaker-bestands- en externe serveraccounts opslaan. Wanneer u Credential Manager en Keychain Access geen toestemming verleent, vragen FileMaker-clients gebruikers om een accountnaam en wachtwoord in te voeren wanneer ze de oplossing openen. Deze optie wordt voor andere accounttypen genegeerd.
Als u Keychain Access toestemming verleent, kunt u vereisen dat gebruikers van FileMaker Go zich verifiëren met iOS voordat FileMaker Go toegang krijgt tot de sleutelhanger.
Zie Bestandsopties instellen in de Help van FileMaker Pro Advanced en Sterke wachtwoorden gebruiken.
Externe verificatie instellen
Als u bestanden host met FileMaker Server, kunt u items voor toegang tot externe serveraccounts maken in de bestanden waarmee gebruikers via Active Directory of Open Directory worden geverifieerd. Vervolgens kunt u uw bestaande verificatieserver gebruiken om toegang tot databases te beheren in plaats van een afzonderlijke lijst van accounts in elk databasebestand te beheren.
Als alternatief kunt u ook lokale beveiligingsgroepen en accounts gebruiken op de servercomputer waarop FileMaker Server wordt gehost. Zie de Help voor uw besturingssysteem.
Gebruik externe verificatie als:
- uw organisatie al Active Directory of Open Directory gebruikt
- uw FileMaker Pro Advanced-bestand wordt gebruikt door andere bestanden in een oplossing met meerdere bestanden.
- uw organisatie minimale wachtwoordvereisten heeft. FileMaker-clients kunnen basisstandaarden afdwingen voor FileMaker-bestandsaccounts, zoals de wachtwoordlengte of de frequentie waarmee wachtwoorden moeten worden gewijzigd. Externe verificatie biedt een krachtiger wachtwoordbeheer, zoals het afdwingen van vereisten aan de wachtwoordcomplexiteit.
Als u bestanden host met FileMake Server die zijn geïnstalleerd in Windows Server en u Active Directory gebruikt voor externe verificatie, kunnen uw Windows-gebruikers in FileMaker Pro Advanced eenmalige aanmelding gebruiken.
Bij externe verificatie bestaat het risico dat iemand toegang krijgt tot uw bestand door de omgeving voor externe verificatie te simuleren of de groepen te misbruiken. Het is uw verantwoordelijkheid om dit te voorkomen door de beveiliging van uw externe verificatieserver te onderhouden. Schakel voor uw oplossingsbestanden databasecodering in om dit risico te verminderen. Voor databasecodering moeten gebruikers het coderingswachtwoord opgeven voordat ze het bestand kunnen hosten op FileMaker Server. Zie Gegevens coderen.
Stel toegang tot externe serversaccounts binnen het bestand in met FileMaker Pro Advanced, host het bestand vervolgens met FileMaker Server en configureer het voor externe verificatie. Zie Toegang tot externe serveraccount bewerken in de Help van FileMaker Pro Advanced, Externe verificatie inschakelen en FileMaker Pro Advanced-clients en FileMaker Server instellen op het gebruik van externe verificatie met het LDAP-protocol in de FileMaker Knowledge Base.
Belangrijke informatie bij het gebruik van externe verificatie
- U moet wachtwoorden herstellen met behulp van de server voor externe verificatie.
- Stel items voor accounttoegang in in de volgorde waaron ze door FileMaker-clients moeten worden geverifieerd. Wanneer een FileMaker-bestandsaccount en een externe serveraccount met dezelfde accountnaam en hetzelfde wachtwoord verifiëren, of wanneer meerdere groepen dezelfde externe serveraccount bevatten, wordt het bestand in FileMaker-clients geopend met behulp van het eerste actieve overeenkomstige item voor accounttoegang op volgorde van prioriteit (verificatie). Eventuele daaropvolgende overeenkomstige items voor accounttoegang worden genegeerd. Zie De prioriteit van accounttoegang wijzigen in de Help van FileMaker Pro Advanced.
- Toegang tot externe serveraccounts moet niet het enige type accounttoegang zijn met de privilegeset Volledige toegang. Onderhoud een FileMaker-bestandsaccount voor beheerdoeleinden in het geval het bestand moet worden verwijderd van FileMaker Server. Als er geen FileMaker-bestandsaccounts zijn, kan FileMaker het bestand alleen openen als het bestand wordt gehost en de server voor externe verificatie beschikbaar is.
Verificatie met een OAuth-identiteitsprovider instellen
Als u bestanden host met FileMaker Server of FileMaker Cloud for AWS, kunt u items voor accounttoegang maken in de bestanden die gebruikers via ondersteunde OAuth-identiteitsproviders verifiëren. Hiermee kunt u de toegang tot uw oplossingen beheren via externe identiteitsproviders. In plaats van in elk bestand een aparte lijst met accounts te beheren, kunt u uw eigen OAuth-identiteitsproviders gebruiken voor het beheren van toegang tot uw oplossingen. Een OAuth-identiteitsprovider biedt mogelijk ook extra beveiligingsmaatregelen, zoals verificatie met meerdere factoren, waarbij er meer dan één verificatiemethode is vereist.
Gebruik FileMaker Pro Advanced als u de verificatie via OAuth-identiteitsproviders wilt uitvoeren om in de oplossing items voor accounttoegang in te stellen. Host de oplossing vervolgens met FileMaker Server of FileMaker Cloud for AWS en configureer de host zodat de verificatie met OAuth-identiteitsproviders kan worden uitgevoerd. Zie OAuth-accounttoegang bewerken in de Help van FileMaker Pro Advanced en Verificatie met OAuth-identiteitsprovider inschakelen.
Belangrijke informatie bij het gebruik van OAuth-identiteitsproviders
- U moet wachtwoorden herstellen met behulp van de OAuth-identiteitsprovider.
- Stel items voor accounttoegang in op volgorde waarin u wilt dat FileMaker-clients deze verifiëren. Wanneer een OAuth-identiteitsprovideraccount zich in meerdere groepen bevindt die toegang tot het account hebben, of wanneer een OAuth-accountgebruiker zowel als afzonderlijke gebruiker en als lid van een groep accounttoegang heeft, wordt in FileMaker-clients het bestand geopend met behulp van het eerste actieve overeenkomstige item voor accounttoegang op volgorde van prioriteit (verificatie). Eventuele daaropvolgende overeenkomstige items voor accounttoegang worden genegeerd. Zie De prioriteit van accounttoegang wijzigen in de Help van FileMaker Pro Advanced.
- OAuth-accounttoegang mag niet het enige type accounttoegang met de privilegeset Volledige toegang zijn. Onderhoud een FileMaker-bestandsaccount voor beheerdoeleinden in het geval het bestand van de host moet worden verwijderd. Als er geen FileMaker-bestandsaccounts zijn, kunnen FileMaker-clients het bestand alleen openen als het bestand wordt gehost en de OAuth-identiteitsprovider beschikbaar is.
FileMaker ID-verificatie instellen
In bestanden die worden gehost door FileMaker Cloud, moet u items voor accounttoegang maken die gebruikers verifiëren via de FileMaker ID-identiteitsprovider. FileMaker ID-teambeheerders regelen de toegang tot gehoste bestanden via de FileMaker Customer Console. Daar kunnen ze gebruikers aan het team toevoegen en gebruikersgroepen beheren, in plaats van een onafhankelijke lijst met FileMaker ID-accounts voor afzonderlijke gebruikers in elk databasebestand te beheren. De FileMaker ID-identiteitsprovider biedt ook toegang tot aanvullende beveiligingsmaatregelen, zoals verificatie met meerdere factoren, waarbij er meer dan één verificatiemethode is vereist.
Gebruik FileMaker Pro Advanced als u de verificatie via FileMaker ID-identiteitsprovider wilt uitvoeren om in de oplossing items voor accounttoegang in te stellen. Host de oplossing vervolgens via FileMaker Cloud. FileMaker Cloud hoeft in de beheerconsole niet te worden geconfigureerd. Zie FileMaker ID-accounttoegang bewerken in de Help van FileMaker Pro Advanced en FileMaker ID-verificatie inschakelen voor groepen en gebruikers.
Belangrijke informatie bij het gebruik van de FileMaker ID-identiteitsprovider
- FileMaker ID-gebruikers kunnen hun wachtwoord opnieuw instellen via hun profielpagina in FileMaker Customer Console.
- Stel items voor accounttoegang in op volgorde waarin u wilt dat FileMaker-clients deze verifiëren. Wanneer een FileMaker ID-gebruiker zich in meerdere groepen bevindt die toegang tot het account hebben, of wanneer een FileMaker ID-gebruiker zowel als afzonderlijke gebruiker en als lid van een groep accounttoegang heeft, wordt in FileMaker-clients het bestand geopend met behulp van het eerste actieve overeenkomstige item voor accounttoegang op volgorde van prioriteit (verificatie). Eventuele daaropvolgende overeenkomstige items voor accounttoegang worden genegeerd. Zie De prioriteit van accounttoegang wijzigen in de Help van FileMaker Pro Advanced.
- U moet ten minste één FileMaker ID-accounttoegangsitem maken waarbij de privilegeset Volledige toegang is ingesteld om volledige toegangsprivileges te hebben wanneer het bestand door FileMaker Cloud wordt gehost. Een FileMaker Cloud-host ondersteunt geen andere accounttypen. Onderhoud ook een FileMaker-bestandsaccount met de privilegeset Volledige toegang in het geval het bestand van de host moet worden verwijderd en lokaal moet worden geopend. Als er geen FileMaker-bestandsaccounts zijn, kunnen FileMaker-clients het bestand alleen openen als het bestand door FileMaker Cloud wordt gehost.
Verificatie in oplossingen met meerdere bestanden
In een oplossing met meerdere bestanden hebben FileMaker Pro Advanced-bestanden toegang tot elkaar. Dit kan handig zijn, bijvoorbeeld als u een centraal toegankelijk bestand of centrale contactinformatie van medewerkers hebt die wordt gebruikt door meerdere interne oplossingen.
Als u een bestand opent vanuit een ander bestand (bijvoorbeeld voor het bekijken van externe gegevens of het uitvoeren van een script in een extern bestand), geven FileMaker-clients de referenties die de gebruiker bij het aanmelden heeft opgegeven door aan het tweede bestand. Als de accounttoegang van de gebruiker hetzelfde is, wordt de gebruiker door FileMaker-clients automatisch bij het tweede bestand aangemeld. Als er geen overeenkomstig accounttoegangsitem is, moet de gebruiker zich aanmelden bij het tweede bestand.
Als u dezelfde FileMaker-bestandsaccounts handmatig in meerdere bestanden maakt, maakt u mogelijk fouten bij de gegevensinvoer. U kunt dergelijke fouten vermijden door externe verificatie, verificatie met een OAuth-identiteitsprovider of (als bestanden door FileMaker Cloud worden gehost) FileMaker ID-verificatie te gebruiken. Zie Externe verificatie instellen, Verificatie met OAuth-identiteitsprovider instellen of FileMaker ID-verificatie instellen.
Bekijk de accounttoegangsitems en privilegesets in elk bestand van een oplossing met meerdere bestanden. Als privilegesets in verschillende bestanden niet overeenkomen of als een account aanvullende privileges heeft in een bestand, krijgen gebruikers mogelijk toegang tot gegevens waartoe ze normaalgesproken geen toegang hebben. Zie Privilegesets definiëren.
Zorg er ook voor dat gebruikers zonder hulp van de oplossingsontwikkelaar geen verwijzingen naar bestanden in een oplossing kunnen maken. Anders krijgen ze mogelijk toegang tot afgeschermde gegevens. Zie Verwijzingen naar een oplossing beperken.
Privilegesets definiëren
Privilegesets
Met privilegesets kunt u instellen welke functies een gebruiker kan zien en welke taken een gebruiker kan uitvoeren. Hiermee kunt u toegang tot gegevens en schema's beheren. U kunt een privilegeset gebruiken voor meerdere accounttoegangsitems.
Elke nieuwe FileMaker Pro Advanced-oplossing bevat drie vooraf gedefinieerde privilegesets:
- Volledige toegang: Biedt volledige toegang tot het bestand, waaronder alle ontwikkelfuncties.
- Alleen gegevensinvoer: Hiermee kan de gebruiker records maken, bewerken en verwijderen, en gegevens importeren en exporteren. De gebruiker heeft geen toegang tot eventuele ontwikkelfuncties.
- Alleen-lezen toegang: De gebruiker mag recordgegevens bekijken en exporteren. Het is niet toegestaan het bestand te wijzigen, behalve waarden in algemene velden.
U kunt ook nieuwe privilegesets maken die aan uw specifieke vereisten voldoen. U maakt meestal een privilegeset voor elke unieke rol in uw organisatie. Een privilegeset bestaat uit de volgende toegangsopties:
- Gegevenstoegang en ontwerpprivileges: Bieden toegang tot een groot aantal beveiligingsitems, inclusief records, lay-outs, invoerlijsten en scripts.
- Uitgebreide privileges: hiermee bepaalt u hoe gebruikers toegang krijgen tot een gehost bestand.
- Overige privileges: hiermee staat u afdrukken, exporteren, beperkte mogelijkheden voor het beheren van de beveiliging en een aantal andere functies toe.
Alle clients en tools die toegang hebben tot FileMaker Pro Advanced-oplossingen zijn gebonden aan de privilegesets van gebruikers. Als aan een gebruiker bijvoorbeeld een privilegeset is toegewezen waarbij geen toegang tot een veld is verleend, heeft de gebruiker geen toegang tot het veld via FileMaker Pro Advanced, FileMaker Go, FileMaker WebDirect, Custom Web Publishing, FileMaker Data API, ODBC- en JDBC-toepassingen, OData-clienttoepassingen, externe tools zoals AppleScript of ActiveX, of op andere manieren.
Privilegesets maken
Als u een privilegeset wilt maken, geeft u een naam op en configureert u de privileges die u gebruikers wilt geven voor de oplossing.
De meeste privileges zijn standaard uitgeschakeld. Hierdoor zijn de privileges van een gebruiker beperkt tot alleen de privileges die nodig zijn voor het vervullen van de gebruikersrol.
Zie Privilegesets maken en bewerken in de Help van FileMaker Pro Advanced.
Gegevenstoegang en ontwerpprivileges definiëren
Gegevenstoegang en ontwerpprivileges bieden toegang tot verschillende delen van een bestand en gelden voor alle tabellen, lay-outs, invoerlijsten en scripts.
U kunt ook aangepaste privileges ontwerpen om toegangsprivileges verder te beperken.
- Ontwerp aangepaste privileges voor records als u de gebruikerstoegang tot individuele tabellen of records wilt beheren. U hebt bijvoorbeeld een CRM-systeem waarbij de verkoopmanagers alle records kunnen bekijken, maar individuele verkopers kunnen alleen de records van hun eigen klanten en potentiële klanten bekijken.
- Ontwerp aangepaste privileges voor lay-outs om te bepalen of en hoe gebruikers een lay-out kunnen bekijken of wijzigen, en of ze records kunnen bekijken of wijzigen tijdens het werken met die lay-out. Het FileMaker-platform gebruikt altijd de veiligste combinatie van toegangsregels. Een gebruiker die over het algemeen records kan bewerken, kan bijvoorbeeld geen records bewerken in een lay-out waarvoor deze privileges niet zijn verleend.
- Ontwerp aangepaste privileges om te bepalen of gebruikers individuele invoerlijsten en scripts kunnen bekijken, uitvoeren, wijzigen, verwijderen of maken.
Zie Privileges voor toegang tot records bewerken, Lay-outprivileges bewerken, Privileges voor invoerlijsten bewerken en Scriptprivileges bewerken in de Help van FileMaker Pro Advanced.
Uitgebreide privileges definiëren
Met uitgebreide privileges bepaalt u hoe gebruikers toegang krijgen tot een gehost bestand. Nadat u uitgebreide privileges voor een privilegeset hebt ingeschakeld, hebben alle accounts die aan die privilegeset zijn gekoppeld toegang tot het bestand op basis van wat is toegestaan in de uitgebreide privileges. Bijvoorbeeld:
- Met het uitgebreide fmapp-privilege bepaalt u of FileMaker Pro Advanced en FileMaker Go toegang tot het bestand hebben.
- Met het uitgebreide fmapp-privilege bepaalt u of een webbrowser toegang heeft tot het bestand via FileMaker WebDirect.
- Met het uitgebreide privilege fmreauthenticate[x] bepaalt u na hoeveel tijd FileMaker Go in de slaapstand gaat of naar de achtergrond wordt verplaatst voordat de gebruiker zich opnieuw moet aanmelden voor toegang tot het bestand.
Belangrijk: als uw gebruikers FileMaker Go gebruiken, geeft u het uitgebreide privilege fmreauthenticate[x] op.
Wanneer FileMaker Go naar de achtergrond verhuist, slaat het de toestand van alle geopende oplossingen op.
Als het uitgebreide privilege fmreauthenticate[x] wordt gebruikt en FileMaker Go op de voorgrond wordt geplaatst, moeten gebruikers hun accountnaam en wachtwoord opnieuw invoeren als de opgegeven tijd van [x] minuten is verstreken. Met het uitgebreide privilege fmreauthenticate10 kan de gebruiker bijvoorbeeld FileMaker Go tien minuten op de achtergrond houden voordat de gebruiker zich opnieuw moet aanmelden. U kunt zoveel uitgebreide privileges met verschillende tijdsperioden maken als u nodig hebt en deze vervolgens toewijzen aan verschillende privilegesets. Gebruikers kunnen vijf maal proberen hun accountnaam en wachtwoord in te voeren voordat FileMaker Go het bestand sluit. Stel [x] in op 0 om gebruikers zich telkens opnieuw te laten aanmelden wanneer FileMaker Go terugkeert naar de voorgrond.
Het uitgebreide privilege fmreauthenticate[x] verbindt een FileMaker Pro Advanced- of FileMaker Go-client ook opnieuw met een FileMaker-host nadat er een netwerkstoring heeft plaatsgevonden. Als de client meer dan x minuten geen verbinding had met de host, moet de client opnieuw worden geverifieerd.
U kunt aangepaste uitgebreide privileges maken om uw scripts te vereenvoudigen of om de bedrijfsregels die u moet afdwingen te beheren. Maak bijvoorbeeld aangepaste uitgebreide privileges om gebruikers toestemming te geven om bepaalde rapporten uit te voeren.
Zie Uitgebreide privileges voor een privilegeset bewerken in de Help van FileMaker Pro Advanced.
Andere privileges definiëren
Met andere privileges geeft u op of gebruikers volgens de privilegeset het volgende kunnen doen:
- afdrukken: records afdrukken en opslaan als PDF-bestand
-
exporteren: records exporteren, records opslaan als Excel-bestand, records in een gevonden set naar het Klembord kopiëren, een kopie van het bestand opslaan, toegang tot gegevens krijgen met Apple Events en het bestand gebruiken als bron van een import
Opmerking: dit privilege is niet van invloed op toegang tot gegevens met ActiveX.
- uitgebreide privileges beheren
- accounts beheren die geen volledige toegangsprivileges hebben
- waarschuwingen bij gegevensbevestigingen negeren
- gebruikers afmelden van een gehoste oplossing wanneer een client inactief is
- hun wachtwoorden wijzigen
- toegang krijgen tot menu-opdrachten (alle, alleen bewerken, minimum)
Zie Overige privileges bewerken in de Help van FileMaker Pro Advanced, Beperkte mogelijkheden om beveiliging te beheren toekennen aan vertrouwde gebruikers en Verbinding met inactieve gebruikers verbreken.
De privilegeset Volledige toegang verwijderen
Om ervoor te zorgen dat gebruikers geen toegang krijgen tot delen van de oplossing en het schema die voor hen normaalgesproken niet toegankelijk zijn, gebruikt u FileMaker Pro Advanced om de privilegeset Volledige toegang permanent uit de oplossing te verwijderen.
Belangrijk:Als u de privilegeset Volledige toegang verwijdert, worden alle accounts die gebruikmaakten van de privilegeset Volledige toegang permanent verwijderd. Hiermee wordt de toegang tot de Lay-outmodus en de Scriptwerkruimte definitief ontzegd. Ook de toegang tot het dialoogvenster Beveiliging beheren wordt ontzegd, tenzij u over andere accounts beschikt waarvoor het privilege Uitgebreide privileges beheren of Accounts beheren waarvoor ik geen volledige toegang heb is ingeschakeld. Dit omvat alle databasebestanden in de oplossing, ongeacht of deze zijn geopend in een runtime-toepassing of in FileMaker Pro Advanced. Het schema en de ontwerpelementen van de bestanden kunnen niet worden hersteld. De enige manier waarop de tabellen, velddefinities, relaties, scripts of toegangsprivileges nog kunnen worden gewijzigd, is door terug te grijpen naar het originele bestand voordat de privilegeset Volledige toegang werd verwijderd.
Zie Beheerdertoegang tot databases intrekken in de Help van FileMaker Pro Advanced.
Gegevens coderen
Een oplossing coderen
Gebruik FileMaker Pro Advanced om alle informatie te coderen die in een bestand is opgeslagen (ook bekend als Encryption at Rest). Met databasecodering wordt uw oplossing beveiligd als iemand fysieke toegang tot het bestand krijgt.
Voor databasecodering is een FileMaker-bestandsaccount met volledige toegangsprivileges voor elk bestand dat moet worden gecodeerd, een coderingswachtwoord en een gedeelde id vereist. Gebruikers moeten het coderingswachtwoord invoeren wanneer FileMaker Pro Advanced of FileMaker Go een lokaal bestand opent of wanneer FileMaker Server of het FileMaker Cloud-product een bestand opent alvorens het te hosten. De gedeelde id is gekoppeld aan meerdere gecodeerde bestanden. Wanneer een gecodeerd bestand probeert toegang te krijgen tot een ander gecodeerd bestand, wordt aan de gebruiker niet nogmaals het coderingswachtwoord gevraagd als de coderingswachtwoorden en de gedeelde id's overeenkomen.
Zie Databasebestanden coderen in de Help van FileMaker Pro Advanced en Sterke wachtwoorden gebruiken.
Wanneer u een gecodeerd bestand opent in FileMaker Server of een FileMaker Cloud-product, kunt u het wachtwoord opslaan zodat gecodeerde bestanden automatisch worden geopend wanneer de server opnieuw wordt gestart. FileMaker gebruikt een tweeledige AES-256-codering waarbij gebruik wordt gemaakt van een samengestelde sleutel op basis van informatie van de computer om het wachtwoord te coderen en vervolgens slaat FileMaker het wachtwoord veilig op de server op.
Zie Gehoste bestanden openen en Het wachtwoord van de databasecodering wissen in de Help van FileMaker Server, en Databasebestanden coderen en uploaden in de Help van het FileMaker Cloud-product.
Als een bestand niet is gecodeerd, wordt het bestand automatisch door FileMaker Cloud gecodeerd. Klik op het tabblad Databases om het coderingswachtwoord voor een database weer te geven. Klik op het pijltje omlaag rechts naast de naam van de database en klik vervolgens op Coderingswachtwoord weergeven. Zie de documentatie bij het FileMaker Cloud-product.
Belangrijk: nadat u een bestand van FileMaker Cloud hebt gedownload, blijft deze gecodeerd op uw lokale apparaat staan. U hebt dus het coderingswachtwoord nodig om het bestand te openen. Geef in Admin Console voor FileMaker Cloud het coderingswachtwoord weer en sla dit op een veilige locatie op.
Veldgegevens coderen
Het FileMaker-platform biedt de volgende functies voor het coderen en decoderen van gegevens met een opgegeven sleutel:
- CryptEncryptBase64: accepteert tekst of containergegevens en retourneert gecodeerde tekst die met Base64 is gecodeerd.
- CryptDecryptBase64: accepteert die door CryptEncryptBase64 Base64-gecodeerd is en retourneert gedecodeerde gegevens als hetzelfde type (tekst of containergegevens) als van voor de codering.
Als u meer controle wilt hebben over de manier waarop gecodeerde gegevens worden gecodeerd en geformatteerd, kunt u de functies CryptEncrypt en CryptDecrypt gebruiken.
Deze functies gebruiken het PBKDF2-algoritme om de opgegeven sleutel naar een cryptografische sleutel te converteren voordat gegevens worden gecodeerd of gedecodeerd. Met deze sleutel worden gegevens gecodeerd met behulp van het volgens AES-GCM geverifieerde coderingsalgoritme op het 128-bits niveau. Het resultaat bevat een gecodeerde SHA256-samenvatting van gegevens waarmee de gegevens tijdens de decodering worden gevalideerd.
Belangrijk: deze functies hebben geen directe relatie met het beveiligingsschema van een FileMaker Pro Advanced-bestand (account, privilegesets, uitgebreide privileges). De beveiliging van uw gegevens hangt daarom af van de manier waarop u deze functies in uw oplossing gebruikt.
Als ontwikkelaar moet u bepalen hoe u sleutels veilig beheert:
- Maken: voor het maken (of genereren) van sleutels gelden ten minste de volgende elementen: sleutellengte, complexiteit en entropie.
- Opslag: sla sleutels veilig op, afzonderlijk van de gegevens die met deze sleutels worden gedecodeerd.
- Retentie: sleutels moeten beschikbaar zijn zolang de gecodeerde gegevens beschikbaar zijn. Back-ups kunnen bijvoorbeeld niet worden gebruikt als de sleutels niet beschikbaar zijn.
- Vernietiging: afhankelijk van de manier waarop u deze functies gebruikt, worden de gegevens die met een sleutel worden gecodeerd effectief vernietigd wanneer een sleutel wordt vernietigd, omdat de gegevens niet zonder de sleutel kunnen worden gedecodeerd.
Eén van de toepassingen van deze functies is het beschermen van de vertrouwelijkheid van gegevens in een veld (ook wel codering op veldniveau genoemd). Dit coderingsniveau is echter geen vervanging van Encryption at Rest, waarmee het gehele bestand (inclusief back-ups) worden beschermd tegen sabotage. Zie Een oplossing coderen.
Houd ook rekening met het volgende:
- Wanneer u gegevens probeert te decoderen die al zijn gedecodeerd, kunnen de gegevens worden vernietigd. Gebruik in plaats daarvan een aparte vlag om aan te geven of gegevens zijn gecodeerd, en decodeer gegevens alleen wanneer dat nodig is.
- Wanneer de inhoud van een veld wordt gecodeerd, vervolgens wordt gedecodeerd en weer opnieuw wordt gecodeerd, zullen de gecodeerde waarden telkens anders zijn.
- Als de sleutel mogelijk is aangetast, moet u alle records kunnen zoeken die de gecodeerde gegevens bevatten, zodat u deze met de aangetaste sleutel kunt decoderen en met een nieuwe sleutel opnieuw kunt coderen.
Containergegevens coderen
Als een databasecodering voor een oplossing is ingeschakeld of als containergegevens zijn geconfigureerd voor externe opslag, worden alle containergegevens standaard gecodeerd (beveiligde opslag). Als u bij het coderen van databasebestanden of bij het extern opslaan van containergegevens de containergegevens niet wilt coderen, kunt u de containergegevens in een open opslag houden. (U kunt dit echter niet uitvoeren voor bestanden die door FileMaker Cloud worden gehost. Hiervoor moeten extern opgeslagen containergegevens worden gecodeerd.) Zie Database bestanden coderen en Containervelden instellen voor externe gegevensopslag in de Help van FileMaker Pro Advanced.
Aantekeningen:
- Voor bestanden die door FileMaker Cloud worden gehost, kunt u gegevens met beveiligde opslag niet overdragen naar ingesloten containergegevens. FileMaker Cloud gebruikt FileMaker Data Storage voor containergegevens die worden geconfigureerd voor externe opslag.
Gegevens digitaal ondertekenen
Als uw oplossing REST-API's gebruikt voor webservices waarvoor u digitaal ondertekende gegevens moet genereren of waarvoor u ondertekende gegevens met RSA-sleutels moet verifiëren, gebruikt u de functies CryptGenerateSignature en CryptVerifySignature.
Toegang tot de oplossing beperken via lay-outs
Ontwerp lay-outs waarmee gebruikers beperkt gegevens kunnen bekijken en beperkte toegang hebben tot functies, op basis van hun behoeften en privilegesets. Overweeg ook de statusbalk te verbergen en in plaats daarvan knoppen te bieden voor het uitvoeren van de toegestane taken.
Als de oplossing zal worden gebruikt met FileMaker WebDirect of FileMaker Go, ontwerpt u lay-outs voor snel gebruik met deze clients. Zie Handleiding FileMaker WebDirect en Ontwikkelaarsgids FileMaker Go.
Opmerking: als u de toegang tot oplossingsgegevens en functies op een lay-out beperkt, hebben gebruikers nog steeds toegang tot gegevens via scriptstappen, functies, AppleScript of op andere manieren. Definieer privilegesets om gebruikerstoegang tot gegevens en functies in alle clients te beperken. Zie Privilegesets definiëren.
Beperkte mogelijkheden om beveiliging te beheren toekennen aan vertrouwde gebruikers
Als u een oplossing ontwikkelt maar niet zelf de dagelijkse taken (accounttoegang toewijzen en verwijderen) wilt beheren, kunt u vertrouwde gebruikers beperkte mogelijkheden geven om de beveiliging te beheren, zonder ze volledige toegangsprivileges te geven. Hierdoor kunt u de dagelijkse taken delegeren terwijl u nog wel uw intellectuele eigendommen beveiligt en voorkomt dat anderen veranderingen kunnen aanbrengen waardoor uw oplossing mogelijk wordt vernield.
Deze privileges geven een beperkte mogelijkheid om beveiligingswijzigingen in FileMaker Pro Advanced door te voeren:
Privilege | Gebruikers kunnen | Gebruikers kunnen niet |
---|---|---|
Accounts beheren die geen volledige toegang hebben |
|
|
Uitgebreide privileges beheren |
|
|
U kunt als volgt beperkte privileges aan een accounttoegangsitem toekennen om de beveiliging te beheren:
- Een privilegeset maken.
- Schakel in het dialoogvenster Privilegeset bewerken een of beide privilege(s) in.
-
Stel de optieset Beschikbare menu's in op Alle.
Hierdoor heeft de gebruiker toegang tot Bestand menu > Beheren > Beveiliging.
- Wijs deze privilegeset toe aan een accounttoegangsitem.
Zie Privilegesets maken en bewerken en Accounttoegang maken en bewerken in de Help van FileMaker Pro Advanced.
Functies, scripts en scriptactiveringen gebruiken om de beveiliging te verbeteren
Gebruik functies, scripts en scriptactiveringen van FileMaker om de beveiliging voor reguliere taken te verbeteren, zoals het verwijderen, controleren en onderhouden van records. Gebruik scripts bijvoorbeeld voor het volgende:
- accounts toevoegen of verwijderen, accountwachtwoorden opnieuw instellen, wachtwoorden wijzigen, accounts in- of uitschakelen (alleen voor FileMaker-bestandsaccounts)
- opnieuw aanmelden als een andere gebruiker (alleen voor FileMaker-bestandsaccounts, de gastaccount en externe serveraccounts)
- records archiveren wanneer u niet wilt dat een gebruiker records verwijdert
- informatie geven over de huidige sessie en status van de gebruiker voor naleving van wetten en audits
- aangepaste berichten bieden wanneer beveiligingsbeperkingen van invloed zijn op de gebruiker
Belangrijk:gebruik geen functies, scripts of scriptactiveringen om beveiligingsfuncties van FileMaker te vervangen.
Aantekeningen
- Scripts worden standaard uitgevoerd met de privilegeset van de account waarbij de gebruiker momenteel is aangemeld. Hierdoor kunnen problemen ontstaan als het script probeert een actie uit te voeren waarvoor de gebruiker geen privileges heeft. Test alle scripts in alle privilegesets om de integriteit van uw gegevens te beschermen.
- Wanneer u scriptstappen gebruikt voor het communiceren met systemen buiten het FileMaker-platform, kiest u de beschikbare opties die interactie voeren via SSL-codering. De scriptstap Invoegen vanuit URL bevat bijvoorbeeld de optie SSL-certificaten verifiëren en met de scriptstap Mail verzenden is communicatie mogelijk met SMTP-servers die gebruikmaken van SSL-codering.
- Gebruik functies om informatie over de huidige gebruiker te krijgen, zoals Get(Accountnaam), Get(GroepsnaamAccount) en Get(Accounttype). Gebruik bijvoorbeeld de functie Get(UitgebreidePrivilegesAccount) om te testen of een gebruiker een specifiek uitgebreid privilege heeft.
Zie Functieoverzicht, Overzicht scriptstappen en Overzicht scriptactiveringen in de Help van FileMaker Pro Advanced.
Verwijzingen naar een oplossing beperken
Beperk verwijzingen naar een oplossing om te voorkomen dat het schema van de oplossing toegankelijk is via onbevoegde bestanden. Een ander bestand kan alleen toegang krijgen tot het schema en de gegevens van de oplossing als het bestand is goedgekeurd binnen de oplossing of als de gebruiker geldige referenties voor de oplossing invoert.
U kunt opgeven dat alleen accounts met de privilegeset Volledige toegang verwijzingen naar de oplossing kunnen maken. Zo zorgt u ervoor dat alleen oplossingsontwikkelaars en beheerders een verwijzing naar de oplossing kunnen maken. Voor nieuw gemaakte bestanden is deze optie standaard ingeschakeld.
In een oplossing met meerdere bestanden moet u elk bestand goedkeuren dat toegang tot het schema van een ander bestand nodig heeft.
Zie Toegang tot bestanden goedkeuren in de Help van FileMaker Pro Advanced.
Een minimumeis aan de clientversie instellen
Stel een minimumeis in voor de versie van FileMaker Pro Advanced of FileMaker Go om toegang tot de oplossing te krijgen. Nieuwere versies van FileMaker-clients bieden functies en beveiligingswijzigingen die niet beschikbaar zijn in oudere versies. Stel dus een beperking in voor welke clients toegang krijgen tot de oplossing. Zie Bestandsopties instellen in de Help van FileMaker Pro Advanced.
Invoegtoepassingen inschakelen
Gebruik alleen invoegtoepassingen van vertrouwde bronnen (bij voorkeur invoegtoepassingen die digitaal door hun ontwikkelaars zijn ondertekend), aangezien invoegtoepassingen toegang hebben tot uw oplossing, de oplossing kunnen wijzigen en verbinding kunnen maken met andere services via internet.
Voor extra beveiliging en om te voorkomen dat onbevoegde invoegtoepassingen worden geïnstalleerd, kunnen FileMaker Pro Advanced-gebruikers de installatie van invoegtoepassingsbestanden inschakelen of uitschakelen. Dit is een voorkeur in de toepassing en geen bestandsvoorkeur. Hiermee bepaalt u of invoegtoepassingen kunnen worden geïnstalleerd op de computer van de gebruiker.
Als een invoegtoepassing is ingeschakeld, probeert FileMaker Pro Advanced de invoegtoepassing telkens te laden nadat deze is geïnstalleerd en FileMaker Pro Advanced wordt gestart. Als FileMaker Pro Advanced de digitale handtekening van de invoegtoepassing niet kan verifiëren, of als de invoegtoepassing niet is ondertekend, krijgt de gebruik een melding en kan de gebruiker kiezen of de invoegtoepassing moet worden geladen. Als de gebruiker ervoor kiest de invoegtoepassing altijd te laden, wordt deze voorkeur opgeslagen in de toepassingsvoorkeuren van de gebruiker en niet in het bestand.
Zie Plug-invoorkeuren instellen en Toegestane hosts en plug-invoorkeuren instellen in de Help van FileMaker Pro Advanced. Voor het inschakelen van invoegtoepassingen op een host raadpleegt u Invoegtoepassingen inschakelen in FileMaker Server en FileMaker Cloud for AWS.
Aantekeningen
- Invoegtoepassingen worden niet ondersteund in FileMaker Cloud.
Beveiliging voor serverbeheerders
Overzicht
FileMaker Cloud_producten en FileMaker Server hosten oplossingen voor de volgende clients:
- FileMaker Pro Advanced
- FileMaker Go
- FileMaker WebDirect
- Webgebruikers en webtoepassingen via de Web Publishing Engine met gebruik van Custom Web Publishing met PHP en Custom Web Publishing met XML (alleen FileMaker Server)
- Webservices of -toepassingen via de FileMaker Data API om toegang te krijgen tot gegevens in gehoste oplossingen
- ODBC- en JDBC-toepassingen
- Clienttoepassingen met OData-mogelijkheden (alleen FileMaker Cloud)
In de volgende secties worden de stappen beschreven voor het instellen van beveiliging in FileMaker Server en FileMaker Cloud-producten.
Als u FileMaker Server gebruikt, zorg er dan voor dat deze is geïnstalleerd op een veilige locatie en dat u SSL-codering gebruikt voor het coderen van HTTPS-communicatie tussen clients en de server:
Externe verificatie inschakelen
Opmerking: deze functie is niet beschikbaar in FileMaker Cloud-producten.
Met FileMaker Server kunt u uw bestaande verificatieserver gebruiken voor het beheren van toegang tot bestanden zonder dat u in elk bestand een aparte lijst van accounts hoeft te beheren.
Stel toegang tot externe serversaccounts binnen het bestand in met FileMaker Pro Advanced, host het bestand vervolgens met FileMaker Server en configureer het voor externe verificatie. Voor het instellen van accounts in FileMaker Pro Advanced raadpleegt u Externe verificatie instellen.
Externe verificatie instellen in FileMaker Server:
- Klik in Admin Console (Beheerconsole) van FileMaker Server op Administration (Beheer) > tabblad External Authentication (Externe verificatie).
- Schakel bij Database Sign In (Databaseaanmelding) de optie External Server Accounts (Accounts van FileMaker en externe server) in.
Als u Active Directory of Open Directory wilt gebruiken, moet de server waarop FileMaker Server is geïnstalleerd onderdeel zijn van het domein dat wordt gebruikt voor externe verificatie.
Voer een grondige test uit. Zie Beveiligingsinstellingen testen.
Verificatie met een OAuth-identiteitsprovider inschakelen
Met FileMaker Server of FileMaker Cloud for AWS kunt u ondersteunde OAuth-identiteitsproviders gebruiken voor het beheren van toegang tot bestanden zonder dat u in elk bestand een aparte lijst met accounts hoeft te beheren.
Stel accounttoegang via een OAuth-identiteitsprovider binnen het bestand in met FileMaker Pro Advanced, host het bestand met FileMaker Server of FileMaker Cloud for AWS en configureer het voor verificatie met een OAuth-identiteitsprovider. Voor het instellen van accounttoegang in FileMaker Pro Advanced raadpleegt u Verificatie met een OAuth-identiteitsprovider instellen.
Verificatie met een OAuth-identiteitsprovider instellen in FileMaker Server:
- Klik in Admin Console (Beheerconsole) van FileMaker Server op Administration (Beheer) > tabblad External Authentication (Externe verificatie).
- Voor Instellingen identiteitverificatie configureert u de OAuth-identiteitsprovider (Amazon, Google of Microsoft) waarmee de toegang wordt geverifieerd.
- Schakel bij Database Sign In (Databaseaanmelding) de optie External Server Accounts (Accounts van FileMaker en externe server) in.
- Schakel de OAuth-identiteitsprovider in die u hebt geconfigureerd voor Identity Authentication Settings (Instellingen identiteitverificatie).
Verificatie van de OAuth-identiteitsprovider inschakelen in FileMaker Cloud for AWS:
- Klik in Admin Console voor FileMaker Cloud for AWS op het tabblad Administration > External Authentication.
- Voor Instellingen identiteitverificatie configureert u de OAuth-identiteitsprovider (Amazon, Google of Microsoft) waarmee de toegang wordt geverifieerd.
- Schakel voor Databaseaanmelding de aanmeldingsinstelling in.
Opmerking: in FileMaker Cloud for AWS wordt verificatie van de Amazon-identiteitsprovider gedeeld door de FileMaker Cloud for AWS-beheerder en door Client-id en Clientgeheim van Amazon worden gesynchroniseerd.
Voer een grondige test uit. Zie Beveiligingsinstellingen testen.
FileMaker ID-verificatie inschakelen voor groepen en gebruikers
Voor bestanden die door FileMaker Cloud worden gehost, worden gebruikers geverifieerd door de FileMaker ID-identiteitsprovider. In FileMaker Customer Console kunnen teambeheerders FileMaker ID-gebruikers aan een team toevoegen en groepen met gebruikers maken. In een FileMaker Pro Advanced-bestand kunt u FileMaker ID-accounttoegang maken en bewerken voor groepen of afzonderlijke gebruikers. De privilegeset die u aan de toegang van een groep toewijst, is van toepassing op alle gebruikers in de groep. Voor de toegang van een afzonderlijke gebruiker is de privilegeset die u toewijst, alleen van toepassing op die gebruiker.
U kunt als volgt accounttoegang voor FileMaker ID-groepen en -gebruikers maken:
- Ga in FileMaker Customer Console naar de pagina Gebruikers en nodig gebruikers uit voor het team.
- Maak een groep op de pagina Groepen en voeg vervolgens gebruikers aan die groep toe.
- U kunt een accounttoegangsitem voor de groep of een afzonderlijke gebruiker maken door in het FileMaker Pro Advanced-dialoogvenster Beveiliging beheren bij Verifiëren via de optie FileMaker ID - <teamnaam> te kiezen en op Nieuw te klikken.
- Als Groeps- of gebruikersnaam kiest u de naam van de FileMaker ID-groep of -gebruiker. Wijs een privilegeset toe en klik op OK.
Opmerking: u kunt de FileMaker ID-informatie in het dialoogvenster Beveiliging beheren vernieuwen met de wijzigingen die u in FileMaker Customer Console hebt aangebracht door Verifiëren via te wijzigen in een andere selectie en vervolgens weer in de naam van uw FileMaker ID-team. of door het dialoogvenster Beveiliging beheren te openen.
Zie FileMaker ID-accounttoegang beheren in de Help van FileMaker Pro Advanced en Help van de FileMaker Customer Console.
De lijst van gehoste oplossingen beperken
In FileMaker-clients en op de startpagina in FileMaker Customer Console wordt een lijst met gehoste oplossingen weergegeven. Afhankelijk van het hosttype kunt u mogelijk het aantal oplossingen dat wordt weergegeven, beperken.
In het dialoogvenster Hosts in FileMaker Pro Advanced en het Startpaneel in FileMaker Go en FileMaker WebDirect | In het venster Mijn apps in FileMaker Pro Advanced, het tabblad Mijn apps in FileMaker Go en de startpagina in FileMaker Customer Console | |
---|---|---|
FileMaker Server | Standaard worden alle geopende oplossingen weergegeven. U kunt deze lijst echter beperken zodat alleen de oplossingen worden weergegeven waartoe de huidige gebruiker toegang heeft. Als u de lijst wilt filteren, raadpleegt u de FileMaker Cloud-productdocumentatie en Database-instellingen filteren in de Help van FileMaker Server. | Niet beschikbaar |
FileMaker Cloud for AWS | Niet beschikbaar | |
FileMaker Cloud | Alle geopende oplossingen die voor de huidige gebruiker beschikbaar zijn, worden weergegeven. Een oplossing is beschikbaar als deze een accounttoegangsitem bevat voor de FileMaker ID-gebruikersnaam of een groep waarvan de gebruik deel uitmaakt. Zie FileMaker ID-accounttoegang bewerken in de Help van FileMaker Pro Advanced. FileMaker ID-teambeheerders kunnen de beschikbare oplossingen ook beperken tot alleen personen aan wie het uitgebreide privilege Toegang via FileMaker WebDirect (in te stellen in FileMaker Pro Advanced) is toegewezen. Schakel Alleen FileMaker WebDirect-bestanden op de startpagina weergeven in op de pagina Instellingen in FileMaker Customer Console. Zie FileMaker Customer Console Help. |
Verplichte wachtwoorden voor gehoste bestanden
Zorg dat een client een account en wachtwoord moet opgeven voor alle gehoste databases. Een database is onveilig in de volgende gevallen:
- een Gastaccount gebruikt de privilegeset Volledige toegang
- een account met volledige toegang heeft een leeg wachtwoord
- het wachtwoord van een account met volledige toegang is opgeslagen in de database (via de optie Aanmelden met in het dialoogvenster Bestandsopties van FileMaker Pro Advanced.
FileMaker Server voorkomt standaard dat onveilige databases worden gehost. Zie Databases hosten in de Help van FileMaker Server. In FileMaker Cloud-producten is altijd wachtwoordbeveiliging vereist voor gehoste databases.
Wanneer een FileMaker Pro Advanced-gebruiker probeert een database te uploaden met behulp van het menu-item Uploaden naar host, valideert FileMaker Pro Advanced of de database is beveiligd met een wachtwoord. Als in de host vereist is dat databases beveiligd zijn met een wachtwoord, kunnen in FileMaker Pro Advanced de bovenstaande typen onveilige databases niet worden geüpload.
Logbestanden bekijken
FileMaker Server en FileMaker Cloud-producten registreren tijdens de uitvoering serveractiviteiten in het logboek. Gebruik de logbestanden om informatie over clienttoegang te verzamelen, evenals andere informatie die nodig is voor wettelijke doeleinden en audits.
Zie Vermeldingen in logbestanden bekijken in de Help van FileMaker Server en FileMaker Cloud-producten configureren in de FileMaker Cloud-productdocumentatie.
Inactieve gebruikers afmelden
Stel de maximale tijd in dat FileMaker-gebruikers inactief kunnen zijn wanneer ze zijn verbonden met een bestand dat wordt gehost door FileMaker Server of een FileMaker Cloud-product. Met deze tijdslimiet voor inactiviteit vermindert u het risico dat bestanden toegankelijk zijn vanaf een onbemande computer of mobiel apparaat. Zorg echter dat de inactiviteitsperiode lang genoeg is om frequente afmelding te voorkomen.
Selecteer in FileMaker Pro Advanced, in het dialoogvenster Privilegeset bewerken de optie Verbinding met server verbreken indien gebruiker niet actief is voor elke privilegeset die u wilt afmelden wanneer een gebruiker inactief is. Aangezien u deze optie kunt instellen voor elke privilegeset, worden bepaalde gebruikers afgemeld wanneer ze inactief zijn en blijven andere gebruikers altijd verbonden. In FileMaker Pro Advanced en FileMaker Go worden gebruikers die zijn aangemeld met de privilegeset Volledige toegang nooit afgemeld wanneer ze inactief zijn.
Als u de inactiviteitsperiode wilt opgeven, raadpleegt u Sessietime-outs van FileMaker-client in de Help van FileMaker Server en FileMaker Cloud-producten configureren in de FileMaker Cloud-productdocumentatie.
Back-ups instellen
Het is belangrijk back-ups te maken van oplossingen om gegevensverlies te voorkomen. Als gegevens in een bestand worden vernietigd, kunt u de back-up herstellen.
Back-ups in FileMaker Server
FileMaker Server biedt verschillende typen back-ups: automatisch, op verzoek, gepland en progressief.
- Voor automatische back-ups maakt FileMaker Server eens per dag een volledige back-up van alle gehoste databases.
- Voor back-ups op verzoek kunt u een volledige back-up maken van alle gehoste databases door op elk gewenst moment op Back Up Now (Nu back-up maken) te klikken.
- Bij een geplande back-up controleert FileMaker Server of gegevens gewijzigd zijn sinds de laatste back-up en wordt een volledige kopie gemaakt van databases en containergegevens die zijn gewijzigd.
- Bij een progressieve back-up maakt FileMaker Server in de map voor progressieve back-ups twee volledige back-ups van alle gehoste databases. Na de opgegeven interval worden eventuele wijzigingen doorgevoerd in de oudste back-up.
FileMaker Server slaat back-ups alleen op lokale schijven op. Gebruik andere tools om de lokale back-ups te kopiëren zodat u externe back-ups kunt bieden voor herstel na een ramp. Kies voor opgeslagen back-ups een veilige fysieke locatie.
Belangrijk: FileMaker Server maakt de mappenstructuur voor deze back-ups. Als u wilt werken met een back-upbestand, laat u het originele bestand in de back-upmap ongewijzigd. U mag het originele back-upbestand nooit openen met FileMaker Pro Advanced en niet bewerken of verwijderen uit de back-upmap. In plaats daarvan kopieert u het bestand en werkt u alleen met de kopie.
Zie Informatie over back-upopties in de Help van FileMaker Server.
Back-ups in FileMaker Cloud for AWS
FileMaker Cloud for AWS biedt back-ups als momentopnamen van uw opslagvolume en hierin staan al uw gegevens, waaronder databases, configuraties en logboeken. Back-ups worden elke 20 minuten uitgevoerd en FileMaker Cloud for AWS bewaart een week aan back-ups. FileMaker Cloud for AWS kan ook back-ups opslaan in Amazon Simple Storage Service.
Back-ups in FileMaker Cloud
FileMaker Cloud maakt een volledige back-up van een database zodra de database is geüpload. Van databases waarin wijzigingen zijn aangebracht, wordt automatisch elke 20 minuten een back-up gemaakt. Back-ups worden 30 dagen lang opgeslagen en daarna automatisch verwijderd. U kunt back-ups bewaren, back-ups uit de lijst met bewaarde back-ups verwijderen, het back-uplabel bewerken en back-ups herstellen.
Beheerders toevoegen
Niet-hoofdbeheerders in FileMaker Server
U kunt instellen dat extern geverifieerde accounts zich kunnen aanmelden bij Admin Console (Beheerconsole) en fungeren als serverbeheerders. Met deze accounts kunnen alle instellingen in FileMaker Server worden gewijzigd, behalve de gebruikersnaam en het wachtwoord van Admin Console.
- Bij Identity Authentication Settings (Instellingen identiteitverificatie) configureert u de instelling External Accounts for Admin Console Sign In (Externe accounts voor aanmelding bij Beheerconsole) door de groepsnaam in te vullen die wordt gebruikt voor verificatie van toegang. (De notatie is mogelijk groepsnaam, domein\groepsnaam of groepsnaam@lokale computer.)
- Schakel bij Admin Console Sign In (Aanmelding Beheerconsole) de optie External Accounts (Externe accounts) in.
Niet-hoofdbeheerders in FileMaker Cloud voor AWS
Als hoofdbeheerder kunt u toestaan dat niet-hoofdbeheerders zich aanmelden en de meeste aspecten van FileMaker Cloud for AWS beheren. Niet-hoofdbeheerders kunnen accounts van andere beheerders niet wijzigen, geen SSL-certificaten importeren en het FileMaker Cloud for AWS-abonnement niet beëindigen.
Bepalen of u de scriptstap Perform Script on Server (Script uitvoeren op server) wilt toestaan
Opmerking: deze functie is niet beschikbaar in FileMaker Cloud-producten.
Vanwege de prestaties kunnen oplossingsontwikkelaars FileMaker Pro Advanced-databases ontwerpen voor het gebruik van de scriptstap Script op server uitvoeren. Uit veiligheidsoverwegingen kunnen FileMaker Server-beheerders bepalen of ze de scriptstap Script op server uitvoeren toestaan in gehoste oplossingen.
Als u het gebruik van Script op server uitvoeren wilt stoppen, gebruikt u op de opdrachtregel de opdracht fmsadmin serverconfig set scriptsessions=0
om het maximale aantal gelijktijdige scriptsessies in te stellen op 0 (nul). Bij een waarde boven de nul mag de scriptstap Script op server uitvoeren worden uitgevoerd in gehoste oplossingen.
Zie De opdrachtregel gebruiken in de Help van FileMaker Server.
Invoegtoepassingen inschakelen in FileMaker Server en FileMaker Cloud for AWS
Oplossingontwikkelaars kunnen FileMaker Pro Advanced-databases ontwerpen voor gebruik van invoegtoepassingen aan de serverzijde. Als u invoegtoepassingen in FileMaker Pro Advanced wilt inschakelen, raadpleegt u Invoegtoepassingen inschakelen.
Ga in Admin Console for FileMaker Server of FileMaker Cloud for AWS naar het tabblad Connectors > Plug-ins en schakel }FileMaker Script Engine Plug-ins en Web Publishing Plug-ins in. Met deze instellingen kan de FileMaker Script Engine externe functies en scriptstappen gebruiken die in invoegtoepassingen zijn geïmplementeerd. Zie Invoegtoepassingen beheren in de Help van FileMaker Server en Serverinvoegtoepassingen beheren in de Help van FileMaker Cloud for AWS.
In Admin Console kunt toestaan dat scripts die via een schema worden uitgevoerd, de scriptstap Script op server uitvoeren, FileMaker WebDirect en Custom Web Publishing invoegtoepassingen installeren, bijwerken en laden. Klik op Connectors (Connectoren) > tabblad Plug-ins (Invoegtoepassingen) en schakel Install Plug-in File Script Step (Scriptstap Invoegtoepassingsbestand installeren) in.
Aantekeningen
- Invoegtoepassingen worden niet ondersteund in FileMaker Cloud.
- In FileMaker Cloud for AWS worden invoegtoepassingen uitgevoerd op Linux, waarvoor geen sectorbrede standaardmethode bestaat voor het ondertekenen van binaire bestanden. Daarom worden digitale handtekeningen voor invoegtoepassingen niet geverifieerd in FileMaker Cloud for AWS.
Zorgen dat e-mailmeldingen beveiligd zijn
Als u in Admin Console van FileMaker Server via Configuration > tabblad Notifications SMTP-configuratiegegevens voor een e-mailserver invoert, controleert u de beveiliging van die e-mailserver. De e-mailserver moet voor communicatie altijd het nieuwste TLS-protocol (Transport Layer Security) gebruiken.
Zie Meldingsinstellingen in de Help van FileMaker Server.
Opmerking: bij e-mail die wordt verzonden vanuit Admin Console van FileMaker Cloud wordt TLS gebruikt.
Beveiliging voor IT-professionals
Overzicht
De software van FileMaker wordt uitgevoerd op uw computers en in uw netwerk. Clients hebben mogelijk toegang tot uw gehoste gegevens via uw bedrijfsintranet of via het internet. Wanneer u een planning maakt voor de beveiliging van het FileMaker-platform, houd dan rekening met de beveiliging van uw hele systeemomgeving.
In de volgende secties wordt beschreven hoe u uw systeemomgeving beter beveiligd voor het FileMaker-platform.
De computer beveiligen waarop FileMaker Server wordt uitgevoerd
Hoewel u uw databases met accounts en privilegesets goed kunt beveiligen, is dit geen volledig waterdichte oplossing. Als u FileMaker Server gebruikt, moet u toegang tot uw bestanden en informatie beschermen en niet alleen vertrouwen op de toegangsprivileges van FileMaker Pro Advanced. Bijvoorbeeld:
- Zorg voor de fysieke beveiliging van de computers, vaste schijven en opslagmedia voor back-ups waar de databasebestanden zijn opgeslagen. Plaats de computer waarop FileMaker Server wordt uitgevoerd bijvoorbeeld in een afsluitbare ruimte.
- Gebruik de recentste versies van besturingssystemen die door FileMaker, Inc zijn goedgekeurd.
- Als u FileMaker Pro Advanced-databases host op een computer die wordt gedeeld via een netwerk, gebruikt u de beveiligingsinstellingen en wachtwoorden van het besturingssysteem om toegang tot mappen en bestanden te beperken tot bevoegde gebruikers.
- Stel de schermbeveiliging van het besturingssysteem zodanig in dat een wachtwoord vereist is om de computer te laten ontwaken uit de slaapstand.
- Voer nooit andere netwerkservices zoals een e-mailserver uit op de computer waarop FileMaker Server is geïnstalleerd.
- Controleer of alle andere netwerkservices alleen het hoogst mogelijke beveiligingsniveau ondersteunen, bijvoorbeeld het nieuwste TLS-protocol. Deze netwerkservices moeten ondersteuning voor onveilige protocollen uitschakelen, bijvoorbeeld SSLv2 en SSLv3.
FileMaker Server-componenten achter de firewall installeren
FileMaker Server bevat maximaal drie componenten:
- Database Server
- Web Publishing Engine
- Web Server Module
U implementeert deze componenten op de hoofdcomputer en u kunt aanvullende Web Publishing Engines en Web Server Modules op de andere computers toevoegen. U kunt bepalen waar elke computer zich bevindt ten opzichte van tot uw firewall. U kunt er bijvoorbeeld voor kiezen om alle componenten achter de firewall te plaatsen om zo de toegang tot het LAN-netwerk te beperken. Als u in uw implementatie computers achter de firewall plaatst, moet u in de firewall de poorten openen die FileMaker WebDirect gebruikt om FileMaker WebDirect beschikbaar te stellen via internet. Zie Poorten die worden gebruikt door FileMaker Server en FileMaker Cloud-producten.
Belangrijk: om de beveiliging van uw databaseoplossing te verbeteren, met name via het internet, gebruikt u een firewall aan de openbare zijde van een FileMaker Server-implementatie en gebruikt u SSL voor de webserver. Zie SSL-codering instellen.
Zie de Installatie- en configuratiehandleiding voor FileMaker Server.
SSL-codering instellen
Gebruik SSL-technologie voor het versleutelen van de gegevens die worden verplaatst tussen FileMaker Server of een FileMaker Cloud-product, FileMaker-clients, ODBC- en JDBC-toepassingen, REST API-client en OData-clients. Een SSL-certificaat is een gegevensbestand dat is verstrekt door een certificeringsinstantie en waarmee de afzender, ontvanger of beide van een beveiligde transactie digitaal worden geïdentificeerd. SSL-certificaten worden geïnstalleerd op computers waarop FileMaker-toepassingen worden uitgevoerd om beveiligde verbindingen te bieden tussen FileMaker Server of een FileMaker Cloud-product en de FileMaker-clients.
SSL-codering is vooral belangrijk als clients via het internet toegang hebben tot uw gehoste gegevens. Als u geen codering gebruikt, kunnen uw gegevens mogelijk worden bekeken door software waarmee uw netwerk wordt bewaakt.
Als u SSL-codering wilt inschakelen in FileMaker Server, importeert u een aangepast SSL-certificaat. Zie Uw gegevens beveiligen in de Help van FileMaker Server.
Aantekeningen
- Deel nooit hetzelfde SSL-certificaat op een FileMaker Server-computer en een computer waarop minder beveiligde netwerkservices worden uitgevoerd, bijvoorbeeld een e-mailserver.
- Gebruik nooit dezelfde privésleutel om meerdere SSL-certificaten te genereren die worden gebruikt op verschillende computers, bijvoorbeeld FileMaker Server en een e-mailserver. Bij een succesvolle aanval op de e-mailserver lopen dan alle andere certificaten met dezelfde privésleutel ook gevaar.
- Gebruik in een FileMaker Server-implementatie met meerdere computers een SAN-certificaat (Subject Alternative Name) of een jokertekencertificaat op de hoofdcomputer en de andere computers. Anders is voor elke computer in de implementatie een SSL-certificaat nodig dat overeenkomt met de unieke hostnaam.
Zie FileMaker-netwerkbeveiliging en ondersteunde SSL-certificaten in de FileMaker Knowledge Base.
Informatie over het standaardcertificaat in FileMaker Server
FileMaker Server biedt een standaard SSL-certificaat dat is ondertekend door FileMaker, Inc. en dat de servernaam niet controleert.
Belangrijk: Het standaardcertificaat van FileMaker is alleen bedoeld voor testdoeleinden. Voor de productieomgeving is een aangepast SSL-certificaat vereist.
Informatie over het standaardcertificaat in FileMaker Cloud for AWS
FileMaker Cloud for AWS biedt een standaard SSL-certificaat. U kunt het standaardcertificaat vernieuwen of uw eigen aangepaste certificaat importeren. Raadpleeg de FileMaker Cloud-productdocumentatie om SSL-certificaten te beheren.
Informatie over het SSL-certificaat in FileMaker Cloud
FileMaker Cloud biedt en configureert een SSL-certificaat voor de host. U kunt geen aangepaste certificaten gebruiken met FileMaker Cloud.
HTTP Strict Transport Security inschakelen
Als FileMaker Server een geldig SSL-certificaat heeft, worden met HSTS (HTTP Strict Transport Security) webclients beperkt tot HTTPS-verbindingen. Nadat een webclient verbinding maakt met FileMaker Server via HTTPS met HSTS, voorkomt de webbrowser dat de client een HTTP-verbinding gebruikt voor inhoud die wordt gehost door FileMaker Server.
HSTS is ingeschakeld in FileMaker Server wanneer u een aangepast SSL-certificaat importeert.
Aantekeningen
- HSTS is altijd ingeschakeld in FileMaker Cloud-producten.
- macOS: wanneer HSTS is ingeschakeld, zorgt u dat in FileMaker WebDirect aangepaste startpagina's en aangepaste webinhoud worden gehost in de map van Web Publishing Engine HTTPS.
Testen op SSL-codering
Gebruik de functie Get(ConnectionState) om de codering tussen FileMaker Server of een FileMaker Cloud-product en FileMaker Pro Advanced- of FileMaker Go-clients te testen. Hiermee wordt een van de volgende waarden geretourneerd:
- 0 wanneer er geen netwerkverbinding is voor het huidige bestand.
- 1 voor een verbinding die niet is gecodeerd (FileMaker Server met SSL uitgeschakeld, of met een FileMaker Pro Advanced-host).
- 2 voor een verbinding die is gecodeerd maar waarvoor het SSL-certificaat voor FileMaker Server kan niet worden geverifieerd. U bent mogelijk verbonden met een server die zich voordoet als het werkelijke doel, waardoor uw vertrouwelijke gegevens risico lopen.
- 3 voor een verbinding die is gecodeerd met geverifieerd SSL-certificaat.
Schrijf bijvoorbeeld een script dat moet worden uitgevoerd wanneer een bestand wordt geopend waarmee de gebruiker wordt gewaarschuwd als de verbinding met FileMaker Server niet veilig is.
De gebruiker ziet mogelijk een slotpictogram in het dialoogvenster Bestand openen van FileMaker Pro Advanced, in de rechterbovenhoek van het venster van FileMaker Pro Advanced of in het venster Bestand openen van FileMaker Go.
- is gelijk aan de functie Get(ConnectionState) waarbij 1 wordt geretourneerd.
- is gelijk aan de functie Get(ConnectionState) waarbij 2 wordt geretourneerd.
- is gelijk aan de functie Get(ConnectionState) waarbij 3 wordt geretourneerd.
Opmerking: als clients het IP-adres van de server gebruiken in plaats van de volledig gekwalificeerde hostnaam, zien ze mogelijk een gecodeerde verbinding waarvan het SSL-certificaat voor FileMaker Server niet kan worden geverifieerd. Als u een gecodeerde verbinding met een gecontroleerd SSL-certificaat wilt zien, moeten uw clients de volledig gekwalificeerde hostnaam toevoegen als een favoriete host in het dialoogvenster Hosts in FileMaker Pro Advanced en in Startpaneel in FileMaker Go.
Beveiligingsoverwegingen voor Java
Voor FileMaker Server en FileMaker Cloud-producten zijn er minimumeisen aan de updates van Java Runtime Environment. Als die minimaal vereiste versie niet beschikbaar is tijdens het installeren van FileMaker Server, installeert het installatieprogramma van FileMaker Server de Java Runtime Environment. In FileMaker Cloud-producten wordt die minimaal vereiste versie van Java geïnstalleerd wanneer u uw exemplaar maakt.
Beveiligingsupdates aan Java worden regelmatig op de website java.com geplaatst. Updates van FileMaker Server en Cloud-producten bevatten mogelijk Java-updates, maar op de website java.com worden vaker Java-updates geplaatst.
In de FileMaker Knowledge Base staat een artikel met de titel FileMaker Server en Java en hierin staat de minimaal vereiste versie van Java die moet worden gebruikt met FileMaker Server. Lees de informatie in dit artikel voordat u een Java-update toepast op de computer waarop FileMaker Server is geïnstalleerd. Als u problemen ondervindt na het toepassen van een Java-update, verwijdert u de update en keert u terug naar de minimaal vereiste Java-versie die door FileMaker Server wordt vereist.
Beveiligingsoverwegingen voor PHP
Voor Custom Web Publishing met PHP is een PHP-engine vereist op de computer waarop FileMaker Server is geïnstalleerd. Wanneer u FileMaker Server installeert, wordt ook een versie van de PHP-engine geïnstalleerd. U kunt er echter ook voor kiezen uw eigen PHP-engine te gebruiken.
Beveiligingsupdates aan PHP worden regelmatig op de website php.net geplaatst. Updates van FileMaker Server bevatten mogelijk PHP-updates, maar op de website php.net worden vaker PHP-updates geplaatst. Als u vaker PHP-updates wilt toepassen, installeert en onderhoudt u uw eigen PHP-engine.
Als u uw eigen PHP-engine onderhoudt, moet u handmatig de FileMaker API voor PHP installeren om Custom Web Publishing met PHP te kunnen gebruiken. Zie de Handleiding FileMaker Server Custom Web Publishing.
Opmerking: FileMaker Cloud-producten bieden geen ondersteuning voor Custom Web Publishing en gebruiken geen PHP.
De standaardpagina van de webserver vervangen
FileMaker Server gebruikt een standaardpagina voor de FileMaker Database Server-website. Deze pagina bevat geen beveiligingsinformatie over uw server, maar hierop wordt wel aangegeven dat op de server FileMaker Server wordt uitgevoerd. Clients kunnen de standaardpagina bekijken op de volgende URL's:
- http://[host]
- https://<host]
waarbij [host] het IP-adres of de domeinnaam van de hoofdcomputer in uw FileMaker Server-implementatie is.
U kunt de standaardpagina vervangen door het bestand index.html te vervangen, dat zich op de hoofdcomputer bevindt op de volgende locaties:
- Windows: [station]:\Program Files\FileMaker\FileMaker Server\HTTPServer\conf\index.html
- macOS (voor HTTP): /Library/FileMaker Server/HTTPServer/htdocs/index.html
- macOS (voor HTTPS): /Library/FileMaker Server/HTTPServer/htdocs/httpsRoot/index.html
Andere beveiligingsoverwegingen
Regelmatig updates toepassen
Software-updates voor FileMaker-producten bevatten mogelijk beveiligingsverbeteringen. Installeer updates om uw FileMaker-software zo veilig mogelijk te houden. Zie FileMaker-beveiligingsupdates in de FileMaker Knowledge Base.
Gebruik de recentste versies van besturingssystemen die door FileMaker, Inc zijn goedgekeurd.
Pas updates toe op apparaatstuurprogramma's en op extra software die wordt gebruikt met uw FileMaker-software, zoals ODBC-stuurprogramma's.
Sterke wachtwoorden gebruiken
Het FileMaker-platform gebruikt in verschillende delen wachtwoorden voor verificatie. Voor FileMaker Server en FileMaker Cloud-producten zijn wachtwoorden vereist voor de beheerderaccounts. Met FileMaker Pro Advanced kunt u accountwachtwoorden en coderingswachtwoorden definiëren. Wanneer u een wachtwoord maakt, analyseert FileMaker het wachtwoord en wordt u geïnformeerd over de sterkte van het wachtwoord.
Voor accountwachtwoorden kunt u externe verificatie (alleen FileMaker Server) of verificatie met een OAth-identiteitsprovider (FileMaker Server of FileMaker Cloud for AWS) gebruiken. Met externe verificatie beheert u wachtwoorden met behulp van Active Directory (Windows) of Open Directory (macOS) en worden de wachtwoorden niet opgeslagen in de FileMaker-software. Met verificatie met behulp van een OAuth-identiteitsprovider beheert u uw wachtwoorden via ondersteunde OAuth-identiteitsproviders, zoals Amazon of Google. Zie Externe verificatie instellen en Verificatie met een OAuth-identiteitsprovider instellen.
Voor FileMaker Cloud verifiëren gebruikers en teambeheerders met FileMaker ID-accounts om FileMaker Customer Console te gebruiken en gehoste bestanden te openen. FileMaker ID-gebruikers beheren hun eigen wachtwoorden en kunnen verificatie met meerdere factoren instellen.
Beveiligingsinstellingen testen
Wanneer u de beveiligingsinstellingen van het FileMaker-platform hebt geconfigureerd, test u de beveiliging van uw oplossing.
- Maak voor elke privilegeset een testaccount. Maak deze accounts actief voor testdoeleinden en inactief in uw productiesysteem.
- Maak een checklist van de kenmerken en functies die u wilt testen. Doorloop de checklist op elke testaccount.
- Documenteer uw resultaten.
- Herhaal de test wanneer nieuwe functionaliteit wordt toegevoegd.
Evalueer uw beveiliging continu om te controleren of uw gegevens nog beschermd zijn. Controleer of gebruikers de nieuwste en veiligste versies van hun besturingssysteem en de FileMaker-software hebben.
Voldoen aan wettelijke vereisten
Het is uw verantwoordelijkheid om volledig op de hoogte te zijn van uw de toepasselijke beveiligingsvereisten en om passende stappen te nemen.
Naast de richtlijnen die staan vermeld in dit document, afhankelijk van de interne of wettelijke vereisten (COBIT, HIPAA, ISO, PCI, NIST, FIPS, enz.) zijn er mogelijk extra stappen die u moet nemen.
- Als u al het netwerkverkeer moet coderen, schakelt u SSL in FileMaker Server in en configureert u vervolgens SSL voor toepassingen en externe servers die communiceren met FileMaker Server of het FileMaker Cloud-product.
- Als u minimale vereisten aan wachtwoorden stelt, gebruikt u een externe verificatieserver.
- Als u een audittrail wilt, kunt u er een maken met FileMaker Pro Advanced met behulp van tabellen en scripts. Voor complexere vereisten overweegt u een betaalde auditinvoegtoepassing aan te schaffen.
- Windows: aangezien FileMaker Server afhankelijk is van Windows voor het beheer van SSL, installeert u de nieuwste Windows-beveiligingsupdates.
Gebruikers informeren
Bied op een lay-out in uw oplossing of op een webpagina informatie waarmee u aan gebruikers uitlegt hoe ze veilig interactie kunnen voeren met de oplossing. Vermeld informatie over accounts en wachtwoorden, over het beveiligd verbinding maken met FileMaker Server of het FileMaker Cloud-product, het gebruik van functies en scripts, en andere beveiligingsonderwerpen of -vereisten met betrekking tot uw oplossing.
Extra bronnen
Beknopte handleiding voor veelgebruikte acties
Om dit te doen | Ga naar |
---|---|
Accounts, privileges, uitgebreide privileges of bestandstoegang beheren | FileMaker Pro Advanced: Kies Bestand > Beheren > Beveiliging. |
De gegevenstoegang van iemand intrekken | Beheerconsole:
FileMaker Customer Console:
Wanneer u een gelicentieerde gebruiker verwijdert zonder clients los te koppelen, kunnen gebruikers nog wel toegang krijgen tot gegevens. Ze houden toegang tot gegevens totdat ze zich afmelden bij FileMaker ID. FileMaker Pro Advanced:
Het inactief maken van het accounttoegangsitem in het bestand heeft geen gevolgen voor een gebruiker die momenteel is aangemeld. Het voorkomt alleen dat gebruikers zich bij volgende pogingen kunnen aanmelden. Als de gebruiker toegang heeft via een externe verificatiegroep, verwijdert u de gebruiker uit de externe verificatiegroep of schakelt u op de externe verificatieserver de account van de gebruiker uit. In een noodgeval sluit u het bestand om toegang door iedereen te voorkomen. |
Een gebruiker forceren het wachtwoord te wijzigen (alleen FileMaker-bestandsaccounts). | FileMaker Pro Advanced:
Opmerking:u kunt ook een script schrijven om meerdere gebruikers te dwingen deze actie uit te voeren. Als de gebruiker toegang heeft via externe verificatie, beheert u het wachtwoord met uw Active Directory- of Open Directory-server. |
Logbestanden bekijken | Beheerconsole:
|
Typen codering die Filemaker gebruikt
FileMaker codeert gegevens op verschillende manieren, afhankelijk van hoe de gegevens worden opgeslagen of overgedragen. In deze tabel staan de typen coderingen die worden gebruikt wanneer het FileMaker-platform gegevens codeert.
Optie | Type codering |
---|---|
Accountwachtwoord | Éénrichting-hash |
Wachtwoord van Admin Console (Beheerconsole) | Éénrichting-hash |
Database Encryptie | AES-256 CBC-modus |
SSL/TLS 1.2
|
Opmerking:bij SSL is de coderingsmodus afhankelijk van de onderhandeling tussen host en client en is de coderingsmodus mogelijk CBC of GCM (en in de toekomst mogelijk ook andere). |
Beveiligde opslag van containergegevens (met databasecodering uitgeschakeld) | AES-128 CBC-modus |
Beveiligde opslag van containergegevens (met databasecodering ingeschakeld) | AES-256 CBC-modus |
Poorten die worden gebruikt door FileMaker Server en FileMaker Cloud for AWS
Zie Poorten die door FileMaker Server worden gebruikt in de FileMaker Knowledge Base.
Poorten die worden gebruikt door FileMaker Cloud for AWS kunt u bekijken en bewerken in Amazon Web Services Elastic Cloud Compute (EC2) Dashboard. Zie de startgids voor FileMaker Cloud for AWS voor het beheer van poorten in uw beveiligingsgroep.